Snoekbaars

Caroline pulkte met het tipje van haar tong een graat van de snoekbaars tussen haar tanden vandaan. De zure nasmaak van de wittewijnsaus drong zich aan haar op. Ze onderdrukte een neiging tot kokhalzen.
Geert, haar tweede man, liet zich door Marc nog eens een glas wijn inschenken. De twee collega-artsen konden het uitstekend met elkaar vinden. Ter bezegeling van hun vriendschap waren Geert en Caroline bij Marc en Anette thuis te eten gevraagd.
Marc vertelde over de eerste keer dat hij was gaan zeilen en door de waterpolitie teruggebracht moest worden, omdat hij niet wist hoe je tegen de wind in moet zeilen.
Caroline luisterde half, liet de woorden als een regenbui tegen de ramen kletteren. Tussen Annette en Geert door had ze zicht op de tuin. Daarachter glinsterde de rivier in de lage avondzon. Aan de overkant van het water fietsten een man en een klein kind over de dijk. Als ze snel waren, konden ze voor het donker thuis zijn. De man keek niet om naar het zwabberende kinderfietsje achter hem. Carolina verbeeldde zich hoe het fietsje te water zou raken, de man aan het einde van de dijk de vermissing zou opmerken en radeloos zijn kind zou zoeken, zichzelf verwensend om zijn onoplettendheid. Te weten hoe het voelt.
‘Toen kwam de politieboot zelf vast te zitten in het riet bij de camping en moest ik hem weer vlot duwen,’ beëindigde Marc zijn verhaal. Geert lachte uitbundig.
Van boven vroeg een ijl stemmetje: ‘Waarom lachen jullie?’ Caroline liet haar ogen de open trap oplopen. Halverwege stuitte ze op blote kindervoetjes. Daarboven blote benen, knieën, een wit nachthemdje, een kindergezichtje met verwarde blonde haren.
‘Sophie, wat doe je zo laat uit bed meisje?’ vroeg Annette.
‘Ik werd wakker.’ Het meisje daalde nog een paar treetjes. Even had Caroline oogcontact.
‘Kindje, dat snap ik. We maken ook zoveel lawaai.’
Caroline zag dat er roze dolfijntjes op het nachthemdje stonden. Fleurtje had een dergelijk nachthemd gehad.
‘Ga maar weer naar je bedje toe.’
De engel verdween weer in de hemel.
‘Wie wil koffie?’ vroeg Anette.
Caroline wilde naar haar glas water wijzen om aan te geven dat ze het daarmee zou doen, maar stootte het om. Het water stroomde traag als dikke olie uit, maakte een eiland van haar bord, verdronk het bestek en deed de houten tafel glimmen. Er drupte water over de rand van de tafel op haar been. Ze plaatste haar handen op de tafel om het tegen te houden. Een afsluitdijkje, dacht ze, dat is wat ik ben.
Maar ze zei: ‘Sorry, ik ben toch altijd zo onhandig.’
Anette redderde: ‘Geef toch niets. Die tafel kan wel tegen een beetje water.’ Ze depte het op met een keukendoekje. Hun gezichten kwamen vlak bij elkaar.
‘Wat zie je bleek,’ merkte Anette op.
‘Ik voel me een beetje misselijk. Dat gaat vanzelf wel weer over.’
‘Weet je het zeker? Wil je misschien even liggen? Je kunt wel even boven op ons bed boven gaan liggen. Zal ik even met je meelopen?
‘Nee, dat hoeft niet. Ik denk dat ik het wel vind.’
Caroline keek nog even naar Geert. Die knikte verstrooid. Marc bestudeerde het etiket op de wijnfles. Ach, de heren hadden vanavond ook geen dienst. En geen flauw benul. Hoe konden ze ook?

Caroline liep de trap op. Beneden klonk het malen van de espressomachine. Marc begon aan een nieuwe anekdote. De geluiden werden geroezemoes. Op de gangvloer zag ze een half geopende zwemtas met in elkaar gepropte zwemspullen. Ze pakte de tas en plukte, zoals je dat met een uilenbal doet, de prop uit elkaar: een handdoek, een badpak, zwembandjes, haarelastiekjes en een borsteltje. Het badpakje was nog vochtig. Ze hield het tegen haar neus en ademde diep in. De lucht van chloor deed haar neusvleugels tintelen. Op goed geluk opende ze een deur. Het was de badkamer. Ze hing het badpak en de handdoek te drogen over de buizen van de radiator.
Ze liep de gang weer op. Op een deur stond: Sophie. Zes plakletters in de kleuren van de regenboog. Ze drukte de klink naar beneden, opende langzaam de deur en deed een stap naar voren. De kamer was donker. Ze luisterde of ze Sophie kon horen, maar hoorde niets. Geen beweging, geen ademhaling. Ze hield haar eigen adem in om nog beter te kunnen luisteren. Ze voelde haar hart bonzen, voélde het bonzen. Zo stond ze daar. Ze duizelde. Ze ademde uit.
‘Slaap je al Sophie?’ fluisterde ze uiteindelijk.
‘Oh, ben jij het, de mevrouw van de visite,’ klonk het ijle stemmetje. ‘Ik was bang dat je een monster was.’
‘Monsters durven niet als er zoveel mensen in huis zijn.’
Caroline liep de kamer in. Ze waren nu vlak bij elkaar. Ze begon te wennen aan de duisternis. Sophie lag in een hoogslaper. Het dekbed had ze tot aan haar kin opgetrokken. Ze lag met één wang op het kussen. Hun ogen waren bijna op gelijke hoogte. Die van Caroline horizontaal, zoals het hoort; die van Sophia verticaal, vreemd, ontmenselijkt. Vissenogen.
Ze vermande zich: ‘Ik zag dat je hebt gezwommen. Zit je op zwemles?’
‘Ja, samen met Evi. Dat is mijn beste vriendin. Ik kan al heel lang mijn adem inhouden. Evi durft nog niet met haar hoofd onder water. Meester Bas zegt dat ik al bijna in het diepe mag.’
‘Goed kunnen zwemmen is heel belangrijk,’ zei Caroline. Ze voegde er aan toe: ‘Tot die tijd zwembandjes dragen ook.’
‘Ik vind zwembandjes stom. Net alsof ik een gek eendje ben. Straks hoef ik ze niet meer, als ik mijn zwemdiploma heb.’
Caroline reageerde niet. Weer voelde ze zich duizelig.
‘Papa zegt dat als ik mijn B heb, dat we dan met de boot gaan varen naar een eilandje in het midden van het meer. Papa gaat dan vissen en ik mag dan in het water spelen.’
Sophie zweeg, een drooggevallen spraakwaterval.
Aandacht van een volwassene vindt elk kind fijn, dacht Caroline. Onafgebroken aandacht, dat is het beste. Die gedachte bleef steken in haar keel.
‘Wist je dat er hele grote snoeken in het meer wonen? Maar ze bijten niet in je tenen, zegt papa, Ze zijn niet gevaarlijk.’
‘Nee, de vissen niet.’
‘Wie dan wel?’
Je eigen vader, dacht Caroline. En je moeder, die je zo maar aan je vader toevertrouwt.
De vissenogen staarden haar aan.
Caroline legde haar handen op de ogen van het meisje. Weg met die vissenogen! Sophie liet haar begaan. Misschien dacht ze dat het een spelletje was.
Het maakte Caroline kwaad. Vecht dan terug, dacht ze. Vecht, vecht voor je leven. Ze verplaatste haar handen naar de hals van het meisje en drukte haar duimen tegen de luchtpijp. Nú vocht Sophie terug. Ze kronkelde als een paling onder het dekbed en probeerde Caroline van zich af te duwen. Ze had te weinig kracht.
Caroline luisterde naar de grommende en kreunende geluiden. Ze was er wel en ze was er niet. Zo stond ze daar een tijdje. Totdat het genoeg was.
Ze legde nu een hand op de mond van Sophie. ‘Waag het niet om te schreeuwen.’
Sophie ademde gejaagd door haar neus. Haar ogen waren weer mensenogen.
‘Het was maar een spelletje. Monstertje.’ Caroline haalde haar hand van de mond.
Sophie zei niets, bewoog niet, ademde steeds minder jachtig.
‘Ik ga nu weg en jij blijft in je bed. Niets tegen papa en mama zeggen. Heb je dat begrepen?’
Sophie antwoordde niet.
Caroline kon haar niet peilen. ‘Heb je dat begrepen!’
Sophie knikte flauwtjes.
Ach, wie zou haar ook geloven? Caroline drukte voorzichtig een kus op het voorhoofd van het meisje. Achteruitlopend, het meisje strak aankijkend, zei ze: ‘Ga nu maar lekker slapen.’
Ze sloot de slaapkamerdeur en liep naar de badkamer. Ze ging voor de wastafel staan en draaide de warmwaterknop helemaal open. Ze hield haar handen in de hete straal. Het water stoomde en spetterde. Zo stond ze daar, totdat haar huid rood werd en het teveel pijn deed. Dat had ze verdiend, zo was het goed. Daarna hield ze haar handen een tijdlang in het water uit de koudwaterkraan. De pijn ebde langzaam weg.
Ze had nu dorst. Gulzig dronk ze water, als een naar lucht happende vis met het hoofd schuin onder de kraan. Daarna droogde ze haar handen af met de nog vochtige handdoek van Sophie en keek in de spiegel. Nu pas. Ja, ze was er nog, ze leefde nog.

Caroline liep naar de trap, terug naar het geroezemoes. Soepel daalde ze af, voor even licht en vrij.
Geert merkte haar niet op, Marc liet hem op zijn iPad foto’s zien van zijn nieuwe zeilboot.
Anette zag haar wel: ‘Ah, daar ben je. Je ziet niet meer zo wit. Heb je even lekker kunnen uitrusten?’
‘Ja, heerlijk. Ik voel me weer helemaal top.’ Caroline liet zich met een theatrale plof op de bank vallen en lachte Anette toe.
Anette gebaarde naar de mannen. ‘We willen binnenkort nog een keertje gaan zeilen. Voor je het weet is de zomer voorbij. Jullie zijn ook uitgenodigd. Heb je zin?’
‘Natuurlijk, lijkt me helemaal fantastisch. Gaat Sophie ook mee?’

Blog op WordPress.com.

Omhoog ↑

%d bloggers liken dit: