Gorillaschoenen

Na het avondeten trekt Renate haar nieuwe schoenen aan. Ze loopt de woonkamer binnen en zegt: ‘Niet lachen.’

John zit onderuitgezakt op de bank, de benen wijd uit elkaar, de stropdas rustend op zijn ietwat opbollende buik. Hij is bezig op zijn mobiel. Uit de frons op zijn voorhoofd maakt ze op dat hij appt met een klant. Op de achtergrond het geluid van de televisie. Een praatprogramma. Een bekende zangeres heeft de scheiding van haar “soul mate” verwerkt in een “diep persoonlijk album”.

‘John!’

Nu kijkt hij op.

‘Mijn schoenen.’ Haar ogen wenken omlaag. ‘Ze zien er misschien een beetje gek uit, maar ze zitten lekker en ik heb geen pijn.’

John staart naar haar voeten.

‘Het zijn tenenschoenen.’

Er glijdt een lachje over zijn gezicht. ‘Gorillaschoenen, bedoel je.’

Inderdaad, de platte donkerbruine schoenen met de vijf tenen doen denken aan de voet van een aap. Het geplooide, op eeltige huid lijkende materiaal versterkt die gelijkenis. Maar gorillaschoenen of niet, ze zijn het laatste redmiddel in haar strijd tegen haar moeilijke voeten.

‘Vind je het kunnen?’ vraagt ze.

‘Wat?’

‘Van die tenen. Loop ik niet voor gek?’

‘Nee, ik denk … als jij door die schoenen geen pijn lijdt, trek je dan niets van andere mensen aan.’

Eigenlijk zijn hoge hakken haar ding. Altijd dol op geweest. Als meisje trok ze stiekem de kleren van haar moeder aan, stiftte haar lippen rood, kamde haar haar glanzend en trok dan, het hoogtepunt van zo’n verkleedpartij, de hoge hakken aan. De wandspiegel toonde haar de mooie vrouw die ze vast en zeker zou worden. Fotomodel, middelpunt op de dansvloer, bewonderaars bij de vleet: een geweldig leven, op haar moeders hoge hakken zomaar uit de lucht te plukken.

‘En wat vind jij?’ vraagt ze John die nog steeds naar haar schoenen staart.

‘Ik?’

Eindelijk kijkt hij haar aan.

‘Mwah, het heeft wel wat.’

John viel voor haar hoge hakken. Op zijn achttiende was hij de meest gewilde jongen van school. Zijn blonde haar zat in een guitige kuif en zijn zonnebril van een duur merk hing nonchalant aan de halsopening van zijn trui. Hij mocht dan wel twee keer zijn blijven zitten, het geld wat hij met allerlei soorten handel verdiende en gul uitgaf, maakte duidelijk dat hij absoluut geen loser was. Het waren haar hoge hakken waarmee ze haar rivalen de loef afstak. Nog herinnert ze zich hoe teder hij ze uittrok op hun eerste afspraakje.

John bukt zich en voelt aan de tenenschoenen. Plagerig buigt hij haar kleine teen omhoog.

‘Au! Ophouden jij.’ Ze lacht en ploft naast John op de bank.

Op de televisie is nu een Engelse detective. Als de lijkschouwer op veelbetekenende toon constateert dat de rigor mortis optrad voorafgaand aan de vermeende verdrinking, voelt ze Johns hand op haar bovenbeen. Warm, zachtjes masserend.

‘Ik heb zin,’ fluistert hij in haar oor.

‘Wat, nu? Ik heb vandaag geeneens gedouched.’ 

Maar ze is al om, blij een keer niet het initiatief te hoeven nemen. Niet dat ze dat vaak doet, want het liefdesspel ziet ze met evenveel voorpret tegemoet als samen op de bank Netflix kijken met een doos bonbons onder handbereik. Best aangenaam en intiem, alleen klopt het hart er geen slag sneller van.

‘Alsjeblieft?’

‘Nou, goed dan. Ga alvast naar de slaapkamer.’

In de badkamer haalt ze een washandje over haar gezicht, oksels en schaamstreek. Met haar vinger strijkt ze tandpasta op haar voortanden en verdeelt die met het puntje van haar tong over de rest van haar gebit. Aarzelend staat ze met een tube glijmiddel in haar hand en smeert dan wat tussen haar benen. Ze is gereed.

John heeft zich al uitgekleed, zit op de rand van het bed en kijkt hoe zij zich ontdoet van haar kleren. Sweatshirt, bh, joggingbroek, slipje. Als ze zich bukt om haar tenenschoenen uit te doen, vraagt hij: ‘Wil je die aanhouden?’

‘Okay,’ zegt ze verrast. ‘Als jij dat wil.’

Ze loopt op hem af, van plan hem speels achterover op bed te duwen en bovenop hem te kruipen, maar hij weert haar af.

‘Loop eerst nog eens wat door de kamer.’  

Ze gehoorzaamt en loopt onzeker heen en weer, zich hevig bewust van Johns ogen die pendelen tussen haar geschoeide voeten en de rest van haar lichaam. Dan groeit haar zelfbewustzijn onder zijn aandacht en paradeert ze als op de catwalk, de kin omhoog, de rug recht, resoluut draaiend bij de muren. John blijft kijken en haar lijf gloeit nu als onder een infrarode lamp. Ze is benieuwd naar wat komt.

Wat komt speelt zich staande tegen de muur af, snel, gehaast, en eindigt met zijn gekreun. En daarna nog eens, deze keer op bed, langzamer, nu ook met haar gekreun.

Een beetje beduusd komt ze tot rust. Dan kust ze John lacherig. ‘Dus jij geilt op mijn gorillaschoenen?’ Ze kroelt door zijn zilvergrijze borsthaar. ‘Wie had dat gedacht?’

Als hij opstaat, blijft zij nog even liggen. Ze staart naar het plafond en denkt: je verwacht dat je in dertig jaar steeds vertrouwder met elkaar wordt, en dat is ook zo, je kent elkaars gewoonten, je kunt inschatten wat de ander denkt, meestal ook wat die voelt, maar gek genoeg blijf je ook vreemden voor elkaar en op gezette tijden verwonder je je erover dat je juist met deze zo andere persoon een relatie hebt, terwijl jij voor de ander ook soms vreemd moet zijn en misschien verhoogt dát juist de onderlinge aantrekkingskracht.  

II

Ze lopen naast elkaar op een trottoir terzijde van een brede verkeersweg.

‘Het is anders best fris voor de lente,’ hoort hij Renate zeggen. ‘Heb jij het niet koud dan, in dat dunne ding?’

‘Nee hoor.’ Hij trekt de rits van zijn nieuwe zomerjack op tot aan zijn adamsappel. Zijn ogen gaan van de vinnige golfjes in de sloot naar het klepperende plastic zeil om een stapel betonstenen en vandaar naar de flikkerende neonreclame boven een garagebedrijf. Hier wonen ze. In de Spaanse Polder. Volgens de website van de gemeente Rotterdam het grootste aaneengesloten bedrijventerrein van Europa. Afgelopen zomer zijn ze in de bedrijfswoning boven zijn kantoor getrokken. De vrachtwagens en handelswaar staan in de loods ernaast. Het was failliet gaan of de villa in Hillegersberg verkopen. Een tussenstap, schatje, beloofde hij, tot de economie weer aantrekt.

‘Zullen we bij de Mac een bakkie doen?’ stelt Renate voor.

In de verte zijn de gele tot een M gebogen frietjes te zien.

‘Is goed.’

Ze haakt haar arm door de zijne. Gearmd wandelen ze naar de reclamezuil. Haverwege passeren ze een parkeerterrein. Er hangen donkergetinte jongeren rond, dicht op elkaar. Mannen, jongens, meiden, meisjes, wat zijn het? Uit een opgepimpte wagen klinkt hitsige muziek. Een computerachtige mannenstem zingt: I’m in love with your body. Dat nummer heeft hij vaker gehoord, op kantoor en in de loods. Voor het eerst doet het hem wat.

Hij trekt zijn arm los en houdt in, zogenaamd om een appje te beantwoorden. Over zijn mobiel loerend loopt hij achter Renate aan, kijkt naar haar wiegende kont, haar lange, stevige benen en haar schoenen. Zo van achteren is het zicht op de tenen beperkt. De opwinding komt van wat hij zich voorstelt, niet van wat hij ziet.

Hij is allang blij dat ze de gorillaschoenen draagt. Tot zijn teleurstelling stond ze toen hij thuiskwam te koken in haar oude bontgevoerde pantoffels. Zeur niet, ik hoef die tenenschoenen toch niet altijd aan, was haar commentaar. Na het avondeten stelde hij voor om een eindje te wandelen, iets wat ze normaal nooit doen vanwege haar moeilijke voeten. Het is lente, liefje, antwoordde hij toen ze vroeg waarom. En je hebt nou toch goede schoenen?

Het terras en de speeltoestellen bij het fastfoodrestaurant zijn met rood-wit lint afgezet. De meisjes bij de kassa dragen mondkapjes.

Als ze zitten, zegt hij: ‘Rik heeft het ook.

‘Oh, wat erg.’

‘Voor wie?’

‘Rik.’

‘Nee hoor, hij is gewoon een beetje snotterig.’

‘Oh.’ Ze neemt een lik van het softijsje dat ze tegelijk met haar cappuccino heeft gekocht.

‘Voor mij is het wel erg.’

‘Waarom dan?’

‘Omdat in Noord-Frankrijk een lading zachte kaasjes staat te wachten.’

‘Die staan toch zeker wel gekoeld?’

‘Ja, alleen moeten ze dit weekend in de supermarkt liggen. En de andere chauffeurs zijn al onder de pannen.’

Renate trekt een meelevend gezicht. Een beetje zoals een omgekeerde smiley. Dan steekt ze het koekje van bij de cappuccino in haar mond. Langzaam, in z’n geheel. Hij ziet de rode gloed van haar tong, draadjes speeksel, het blinken van haar lippenstift. De grot sluit zich en de kaken beginnen te malen.

‘Ik heb het telefoonnummer van een zekere Alexander Kowalski,’ vervolgt hij. Die doet het vast wel. Het is een Pool.’

Een Pool! Ze hadden nog in de villa in Hillegersberg gewoond als hij het voorbeeld van zijn concurrenten had gevolgd. De boel in Nederland liquideren, in Polen een nieuw bedrijf starten en daarmee het oude werk oppakken. Voor de helft van de kosten ben je uit en thuis, bezwoer Cor, een van zijn weinige vrienden in de branche. Maar hij verdomde het. Hoe moest hij die boodschap brengen aan zijn vaste chauffeurs? En wat was de lol om te werken met mensen die je niet kan verstaan?

‘Jullie blijven hier!’

Aan het tafeltje naast hen zit een zwarte vrouw, jong, niet onknap. Ze omklemt de polsen van twee meisjes van kleuterleeftijd. Op hun tafeltje staan kartonnen bakjes met half opgegeten kip nudgets en frites. De meisjes jengelen dat ze van de glijbaan willen.

John leunt naar ze toe en zegt met een diepe basstem: ‘De glijbaan is vandaag dicht, dames.’

Zo, hij heeft hun aandacht. Met grote ogen kijken ze hem aan.

‘Willen jullie een goocheltruc zien?’

De hoofdjes gaan haast onmerkbaar op en neer.

Hij doet zijn truc. De enige die hij kent. Als hij kinderen had gehad, had hij er meer geleerd. Helaas heeft het niet zo mogen zijn.

Op de terugweg is het nog kouder. Het parkeerterrein van de muziek is leeg.

Hij opent de voordeur en laat Renate voorgaan op de lange trap naar hun woning. Hij volgt haar, zijn gezicht op gelijke hoogte met de gorillaschoenen, en ziet van dichtbij de tenen bij elk stap krullen. Halverwege de trap grijpt hij haar bij de enkels, bijt plagerig in haar kuiten en trekt haar omver. Ze glijdt met haar kont over de traptreden omlaag. Met zijn handen omvat hij haar billen.

Ze lacht, al hoort hij dat ze het niet echt leuk vindt. ‘Vandaag niet, John.’

Maar hij wil.

En hij gaat door.

Eerst stribbelt ze tegen en schreeuwt: ‘Ophouden!’ Daarna wordt ze passief, een slappe paspop die ondergaat wat hij doet. Dan begint ze toch ook te kreunen en mee te bewegen. Zodra het voorbij is, hijst ze haar broek op en rent de trap op.

Het is later, rond middernacht. Hij staat met een glas jenever in zijn hand bij de glazen deur naar het dakterras. Renate slaapt. Ze heeft zijn excuses aanvaard. Ik wil alles doen, liefje, zei ze, maar enkel en alleen als ik ervoor in de stemming ben. Wil je me nooit meer dwingen? Met tranen in zijn ogen heeft hij het haar beloofd.

De tegels op het dakterras zijn groen uitgeslagen. De halfhoge rieten matten, die hij voor de gezelligheid met tie-rips aan het terrashek heeft vastgebonden, buigen in de wind. Daarachter het geluidscherm van de A20. De bovenkanten van de voorbijdenderende vrachtwagens kun je nog net zien. Ook het matrixbord boven de snelweg is te zien. Er staan witte cirkels met een diagonale streep op: einde van alle voorgaande geboden.

III

‘Renate, hoe houd je het in vredesnaam uit op dat … industrieterrein?’ Het smaakvol opgemaakte gezicht van Bianca verwringt alsof ze in een citroen hapt. ‘Voel je je niet ontzéttend opgesloten?’

‘Valt wel mee, hoor,’ antwoordt ze. ‘Met de metro ben ik zo in het centrum. En jij dan?’

‘Officieel moeten we binnen een kilometer van ons huis blijven, maar François heeft een carte blanche voor me geregeld. Helaas heb ik daar niet veel aan. Alle boutiques in Nice zijn dicht.’

‘Hoe is het met François?’

‘Altijd en eeuwig op z’n catamaran. Luc leidt het bedrijf nu.’

Luc, de stiefzoon. Bianca was kinderloos uit eigen keuze. Zelf had ze dolgraag een stoet kinderen gehad. Het lukte haar niet, ondanks haar gezonde, welvarende uiterlijk. Een chromosale afwijking waardoor de bevruchte eicellen door de placenta werden afgestoten. Haar eigen lichaam dat haar boycotte. Onbegrijpelijk, niet te verteren.

‘Het is zo ontzéttend saai,’ vervolgt Bianca. Ik heb op het moment niets lopen. Helemaal niets. Rien.’ De handen gaan theatraal omhoog. ‘Geen audities, geen commercials, zelfs niet voor hondenvoer of luierbroekjes.’ Haar laatste wapenfeiten. ‘Ik zit in m’n eentje thuis, me te vervelen, oud te worden.’ Pruilmondje.

‘Is er geen aardige tuinman of tennisleraar in de buurt?’

‘Nou, …’ Het geluid valt even weg en het beeld wordt wazig. ‘… harder voor werken. Heb jij dat niet?’

‘Wat?’

‘Dat je tegenwoordig meer je best moet doen.’

‘Waarvoor?’

‘Voor de mánnen.’

Renate lacht schaapachtig. Ze ziet John voor zich, de banaan in zijn hand. Misschien is dit het moment om erover te beginnen. Maar hoe?

‘Vroeger hoefde ik maar naar ze te kijken,’ gaat Bianca door. ‘Jezus, wat een tijd. Herinner je Kees nog?’

‘Kees Kiek?’

‘Ja die.’ Bianca lacht, schor, nooit gestopt met roken. ‘Wat een geilneef was dat zeg! Eerst jij en dan jij, zei hij. Maar toen ik klaar met hem was, kon hij jou alleen nog met zijn ogen opvrijen.’

Het was aan het begin van hun carrière. Zijzelf kwam niet verder dan model voor huis-aan-huisbladen en op kledingbeurzen. Bianca werd door een Franse regisseur ontdekt, trouwde met hem en kreeg op het toppunt van haar carrière een nominatie voor de beste vrouwelijk bijrol. Daarna ontdekte de regisseur een ander talent en liep Bianca de puissant rijke François tegen het lijf.   

‘Ik had toen die rode stiletto’s aan,’ zegt Renate. Opeens ziet ze een kans om het aan te vliegen. Terwijl ze adem haalt om van de stiletto’s naar de gorillaschoenen over te stappen begint Bianca te neuriën. De melodie van Dancing Queen, het nummer waarop ze in het hele land kledingshows gaven. ABBA, maar dan met écht mooie meiden, zei Kees Kiek altijd. Wat aardig van hem was, want ABBA was zelfs in die tijd al oubollig. Bianca neuriet door, nu het refrein. Overweldigend komt het gevoel van toen naar boven, de euforie die het liedje vanzelf al met zich meebrengt, vermenigvuldigd met het zich mooi, gewild en in het middelpunt voelen. Nee, nou niet grienen. Ze snuit haar neus.

‘Hoe is het trouwens met je rug en voeten?’ vraagt Bianca die haar nog steeds leest als een boek.

‘Goed,’ snottert ze. ‘Tenenschoenen.’ 

‘Wát voor schoenen?’

Bare foot shoes.’

‘Ah, chaussures minimalist.’  

‘John noemt het gorillaschoenen.’

‘O ja?’

‘Vanwege de tenen. Hij is er helemaal wild mee.’ Nu dan, zeg het! ‘Hij wil dat ik ze draag als we het doen.’

‘Zozo.’ De geëpileerde wenkbrauwen van Bianca vormen perfecte boogjes.

‘Ja, en hij … wil dat ik een tweede paar van die schoenen aan mijn handen draag.’

‘Aan je handen? Jóúw John?’

‘Ja.’

Alleen als jij ervoor in de stemming bent, had hij letterlijk haar voorwaarde herhaald. Ze had geaarzeld. Zo gek zou ze toch niet zijn? Maar ze zag dat het hem opwond. En dát wond haar ook op. Raar, want wat vond ze er nou eigenlijk écht van? En lastig, want ze kon hem toch zeker niet teleurstellen als ze het zelf niet wist? Dus stemde ze toe. En zo veranderde hun liefdesspel. Het viel niet te ontkennen dat haar hart er sneller van klopte.

‘Kinky hoor,’ zegt Bianca. ‘Misschien moet ik dat met François ook eens proberen.’

‘Ja! Op de catamaran.’ 

Ze lachen. Heerlijk, bevrijdend. Nou ja, een beetje.

‘Soms denk ik dat ik niet normaal ben,’ zegt Renate met een klein stemmetje.

‘Oh, Cherie, maak je geen zorgen. Wat je vertelt klinkt heel gezond. Een rollenspel! Wees blij dat John nog steeds geïnteresseerd is in je. En hij ziet er toch nog goed uit?’

Renate ziet hem voor zich. Naakt. Het begin van een buikje, met daarboven een forse borstkast, een sterke nek en brede kaken. Gespierde armen ook. In zijn hand heeft hij een banaan, die hij langzaam pelt, haar voorhoudt en dan in haar mond propt.

‘En hij heeft al zijn haar nog,’ zegt Bianca. ‘Dat jongensachtige kuifje. Zilvergrijs staat hem goed. Zoals bij die ene filmster.’

‘George Clooney?’

‘Nee, niet Clooney. Hè, kom, hoe heet ie ook alweer? Hij speelde de baas van Dan Draper in Mad Men.’

Die serie kent ze niet. Het doet er ook niet toe. Haar mond zit vol banaan en John zegt: je bent een gorilla, gedraag je dan ook zo. En ze krabt onder haar oksels, zit op haar hurken, loopt op handen en voeten en steekt haar blote kont omhoog. En hij zegt: je bent een gorilla, laat dat dan ook horen. En ze spuugt de banaan uit en maakt de geluiden waarvan ze denkt dat gorilla’s die maken. En hij zegt: je bent een gorilla, neuk dan ook zo. En ze neuken. Nee, ze copuleren. Copuler. Dáár, dát is nog eens een Frans woord!

Het beeld valt weg. Bianca’s stem wordt ijl. ‘Ik … aan de slag met … Leuk je weer eens … en als dat virus … We houden …’

‘Contact,’ vult ze aan.

IV

Ben ik wel normaal, vraagt hij zich af.

Op internet vindt hij websites vol seks met dieren. Honden, paarden, varkens, schapen, kippen, palingen, octopussen. Ongelooflijk! En ja, ook met apen. Hij klikt op wat video’s, ziet vrouwen naast apen, soms buiten in de natuur, soms binnen. Ondanks de veelbelovende titels van de filmpjes is er niet veel seks te zien. Ongemakkelijk kijkt hij naar twee Thaise meisjes die om de beurt de half opgerichte penis van een baviaan beetpakken. Veel verder gaat het niet. Misschien als hij langer zoekt. Maar dat wil hij niet. Hij vindt het goor, is er ziek van. Dít is in ieder geval niet normaal.

Hij zit op kantoor achter zijn bureau. Lucie, zijn medewerkster, is bezig met de administratie. Ze heeft een koptelefoon op en een microfoontje voor haar mond, zodat ze gelijktijdig kan bellen en typen. Wat hij op zijn scherm bekijkt kan ze niet zien.

Onrustig draait hij met zijn bureaustoel. Recht boven hem weet hij de slaapkamer van hun woning. Boven de vergadertafel weet hij de woonkamer, boven de pantry de keuken en boven Lucie de kamer waarvoor geen bestemming was. De hele dag denkt hij aan die kamer. Het leidt hem dermate af dat hij de kinderkleding te goedkoop doorverkoopt en de grappen van zijn medewerkers hem ontgaan.

Kareltje komt aan met de laatste vracht van die dag. John inspecteert de lading. Kinderkleding van een failliete modeketen. Een familiebedrijf, bijna honderd jaar oud. Alles gaat vroeg of laat ter ziele, zelfs als er opvolging is.

Om half zes gaat hij de lange trap naar hun woning op. In de keuken pakt hij een banaan, een lap rauwe biefstuk en vult een emmer met water. Hij loopt ermee naar de kamer zonder bestemming.

Renate zegt niets als hij de deur opendoet. Zij weet dat hij dat niet wil. Hij heeft haar gedresseerd. Als je het zo kunt noemen.

Het is snikheet in de kamer. Hij doet zijn jasje uit en trekt zijn stropdas losser. Vervolgens pakt hij de biefstuk en legt het voor haar op de grond. Iets te ver weg. Ze kan er net niet bij.

Hij wacht.

Een tijdje is het doodstil in de kamer. Dan begint Renate apengeluiden te maken. ‘Oe oe oe oe oe.’

‘Ja, toe maar,’ zegt hij. ‘Je hebt honger, hè? Láát het maar merken.’

Renate staat op, trommelt met haar vuisten op haar borst, en krijst: ‘Ie ie ie!’

‘Toe maar, láát je maar gaan.’

En Renate begint nog harder te krijsen, springt op en neer, toont met opgetrokken lippen haar tanden.

‘Zo is ie goed, schatje. Ga zo door. Zo is ie goed.’

Na een tijdje zakt Renate hijgend op de grond. Zweetdruppels stromen langs haar lichaam.

‘Dat lucht op, hè? Zo dadelijk mag je eten. Je bent er bijna.’

Hij doet zijn das uit, daarna zijn overhemd, schoenen, pantalon en onderbroek. De sokken blijven aan, hij heeft snel last van koude voeten. Zijn stijve lid wijst schuin omhoog, klopt, doet pijn, zo gezwollen is het.

‘Ben je ervoor in de stemming? Ja, hè, je bent al helemaal nat.’

Hij wacht tot ze een kreetje geeft.

‘Kom op dan, gorillawijfie.’

Hij kan zich niet langer inhouden en grijpt haar. Ze neuken, wild, ongeremd, in allerlei standjes, tenminste, zover de ketting tussen de ring om haar nek en de haak in het plafond het toelaat. Hun nagels krabben in elkaars huid, ze brullen, ze schreeuwen, ze bijten. De ontlading van de overdag opgebouwde spanning, opgestuwd door het ritueel in de kamer, is enorm.

Het is voorbij.

Hij kleedt zich rustig aan en zet daarna de biefstuk, de banaan en het water in de kooi. ‘Je hebt geluk dat ik elke dag zin hebt,’ zegt hij, ‘anders zou je verhongeren.’

Renate eet. Gemakkelijk gaat het niet met die gorillaschoenen om haar handen.

In een hoek van de kooi zit het ijzeren gaas los, valt hem opeens op. Ze heeft geprobeerd om te ontsnappen.

‘Je bent stout geweest meisje,’ zegt hij. ‘Stout, als een echte aap.’

‘Laat me eruit, John.’ Ze spreekt beheerst. ‘Het heeft lang genoeg geduurd.’

‘Uh-uh, niet praten jij. Ga je schamen.’

Ze kijkt hem vragend aan.

‘Schaam je. Als een aap.’

Ze beweegt niet.

Nu pas wordt hij kwaad. ‘Toe dan, schaam je!’

Op haar hurken loopt ze naar een hoek van de kooi, draait haar rug naar hem toe, duikt in elkaar en doet haar handen voor haar ogen.

‘Dat is het, wijffie.’

Met tie-rips repareert hij het gaas. Dan zegt hij: ‘Het is bijna voorbij. Misschien morgen, anders overmorgen.’ Hij meent het. Net als de voorgaande keren.

Hij pakt de emmer met haar ontlasting, doet de kooi op slot en sluit de kamerdeur. Op de gang staat hij stil, luistert naar de geluiden in de kamer zonder bestemming. Die zijn er niet. Wat nu te doen? Even is hij in verwarring en schudt met zijn hoofd alsof hij water in zijn oor heeft. Dat wat hij gisteravond ook deed. Wat anders?

Hij doucht, warmt een kant-en-klaarmaaltijd op, kijkt met het bord op schoot naar het achtuurjournaal, volgt vanaf de deur naar het dakterras de voorbijschietende bovenkanten van de vrachtwagens en slurpt van zijn jenever. Dan doorbreekt hij zijn dagelijks patroon. Hij daalt de trap af, gaat het kantoor binnen en zet zijn pc aan. Hij surft weer over de pornosites met beesten. Veel zoekresultaten voor seks met apen, maar niet met gorilla’s. Zijn oog valt op een documentaire over gorilla’s op YouTube. Hij klikt op Play.

De donkerbruin behaarde beesten hurken in hoog gras. Mannetjes, vrouwtjes, kinderen. Kalm eten ze de knoppen en bladeren van struiken. De voice-over zegt dat gorilla’s herbivoren zijn. De hoge fluittoon van de een of andere oerwoudvogel. Een jonge gorilla, volgens de commentaarstem een wees, gluurt door de struiken en wordt ontdekt. De leider van de groep, een mannetje, de zogenaamde zilverrug, bekijkt hem aandachtig. De wees mag bij de groep komen. Liefdevol wordt hij door een vrouwtje gevlooid. De commentator zegt dat de gorilla bijna is uitgestorven. Hun oerwoud wordt gekapt en ze worden gestroopt. Daarna zijn er beelden van de voortplanting. De zilverrug lijkt niet erg geïnteresseerd in de vrouwtjes. Pas als een vruchtbare apin hem indringend aankijkt, komt hij bedaard in beweging. Starend in de verte drukt hij zich een tiental seconden tegen haar achterlijf aan. Een paar haast onmerkbare bewegingen met de heupen en het is al voorbij.

Nee, dit kan niet waar zijn!

Abrupt drukt hij op de uittoets van de pc.

Een tijd staart hij naar het donkere scherm. Het is alsof niet alleen de pc, maar ook hijzelf geen energie meer krijgt. Dan komt hij moeizaam overeind en zeult zichzelf de lange trap op. Ben ik wel normaal? Hij heeft het antwoord op zijn vraag.

V

Renate hoort vrachtwagens aankomen en vertrekken. Ze hoort haar plas in de emmer kletteren. Ze hoort kettingschakels knarsen. Ze hoort een duif koeren en zijn poten tikken op de dakgoot. Ze hoort het water stromen door de buis van de centrale verwarming. Ze hoort het bloed ruisen in haar oren (als ze haar handen over haar oren houdt). Ze hoort een sirene. Ze hoort de stilte. Ze hoort zichzelf een ontzettend bekend liedje van ABBA neuriën (en dat geeft haar een goed gevoel). Ze hoort het raspen van snijtanden over ijzerdraad. Ze hoort zijn voetstappen op de trap.

Is het al tijd?

Als een bezetene trekt ze haar tenenschoenen aan. Eerst om haar voeten, dan om haar handen. Het is een wonder dat ze de twintig tenen en vingers zo snel in de juiste openingen weet te wurmen.

Hij komt binnen. Zonder eten. Hij gaat voor haar kooi staan, staart naar haar, doet niets, zegt niets.

Eerst moet de kooi toch open? En waarom heeft hij geen eten bij zich? ‘Oe, oe, oe,’ doet ze.

Hij schudt met zijn hoofd.

‘Ie, ie, ie.’

Nu doet hij de kooi open. De geur van zweet en drank.

Ze springt op en neer, krijst, trekt haar lippen op en laat haar tanden zien.

Weer schudt hij met zijn hoofd.

Wat is er mis met hem? Wanneer trekt hij zijn kleren uit?

Ze blijft op en neer springen en nadert hem met elke sprong. Dan trekt de ketting met de ring om haar hals strak en krijgt ze geen lucht meer. Ze stopt met springen en snakt naar adem.

Hij doet een stap naar voren en legt zacht zijn hand op haar wang.

Zijn hals is binnen bereik. Dit is het moment! Ze bijt zo hard ze kan. Doseren is te gevaarlijk heeft ze van tevoren bedacht. Als het mislukt krijgt ze geen tweede kans. Doorbijten moet ze. In ieder geval met haar bijgevijlde hoektanden door de huid van de nek heen richting slagaderen. Maar het gaat anders. Waar zij hem treft zit het strottenhoofd. Een harde benige constructie die het krakend begeeft. Onmiddellijk valt hij slap op de grond. Nu is hij het die naar lucht hapt.  

Ze bukt zich, voelt in zijn boekzakken.

Hij kruipt weg, een hand tegen zijn strottenhoofd aangedrukt, gierend naar adem.

Ze trapt hem omver, drukt hem hard tegen de grond, haar gezicht is vlak boven de met zilvergrijze haartjes begroeide nek. Ze doorzoekt de zakken van zijn jasje en diept de sleutelbos op. Binnen een mum van tijd heeft ze zichzelf losgemaakt. Ze verlaat de kooi en doet hem op slot. Ze stapt de gang op en doet de deur achter zich dicht. Dat gorgelende geluid van hem hoort ze liever niet.

En nu?

Ze heeft gefantaseerd wat te doen. Ze laat het ligbad vollopen met warm water en schenkt een royale scheut badschuim bij. In de koelkast vindt ze een fles witte wijn. Van haar bonbons is hij zowaar afgebleven.

Ze ligt in het bad, voelt het hete water branden, haar huid verweken, de spieren ontspannen en geniet van de waaier van verrukkelijke smaken in haar mond. Elk mens verlangt naar iets wat de gebaande paden doet verlaten, denkt ze, iets wat bevrijdt van zorgen en zelfbewustzijn, ongeremde bandeloosheid toelaat, schaamte en schuld laat oplossen, laat voelen dat dit het leven is, dat je eraan deelneemt, dat er niets te verklaren of te rechtvaardigen is, dat je opgaat in het moment en dat het goed is.

Als het badwater lauw is, droogt ze zich af, föhnt en kamt haar haren, stift haar lippen, lakt de nagels van haar vingers én tenen, en trekt haar mooiste kleren aan.

Bijna klaar.

Achterin de kast ligt het enige paar hoge hakken dat ze heeft bewaard. Ze trekt ze aan en bekijkt zichzelf in de spiegel.

Veel beter zo.

En terwijl de bekende pijn in haar onderrug al begint op te spelen en haar tenen tintelend lijken af te sterven, belt ze 112. ‘Mijn man heeft hulp nodig.’

De stem die de voor de hand liggende vraag stelt, klink jonger en onschuldiger dan ze verwachtte.

‘Wat hem mankeert?’ Ze kijkt in de spiegel. ‘Hij is gebeten door een aap.’

Blog op WordPress.com.

Omhoog ↑

%d bloggers liken dit: