Al dertig jaar schilderde hij de bollenvelden. Nog nooit hadden de toeristen zich zo vrijpostig tussen de bloemen bewogen en hun voor Instagram ingestudeerde poses zo wellustig tentoongesteld als dit voorjaar. Hoe kon hij onder deze omstandigheden in godsnaam zijn werk doen? Met een stijve pik was het slecht kwasten. Neem nou die twee Aziatische nimfen. Ze waren identiek gekleed: gymschoentjes, kort broekje, dun hemdje en semi-kinderlijke haarstrik. De een geheel in het zwart, de andere haar in het wit gestoken evenbeeld. Het was dat ze zo dadelijk weer met de touringcar meegingen, anders zou hij Yin en Yang graag naar zijn atelier lokken om hen in geile aquarellen te vangen.
Concentreer je! Aarzelend hing zijn penseel boven het schilderspalet. Die witte hoogspanningsmasten in de verte stonden er vorig jaar toch nog niet? Toen bestond de horizon nog alleen uit populieren, kerktorens en duintoppen. Resoluut dipte hij het penseel in het titaanwit. Artistieke integriteit boven alles. Als het er was, dan was het er. Al zouden de bollenvelden vol elektriciteitsmasten, windmolens en zonnepanelen staan, hij zou het in kunst omzetten.
Zijn penseel bereikte het doek niet. Een koppeltje van Russische snit vroeg of hij een foto van hen tussen de bloemen wilde nemen. Achteruitlopend door het veld lieten ze een spoor van geknakte tulpen achter. Daarna was er een lekker ding in afgeknipte spijkerbroek, geurend naar hasj. ‘Would you mind?’ Ze nam een selfie met hem en zijn schildersezel als decor. Anderen volgden. Aan het einde van de dag was zijn doek van de bollen bij Sassenheim dan ook niet voltooid.
Wel had hij wat miniatuurschilderijtjes aan de toeristen verkocht. Een vriend had geadviseerd om op klein formaat slechts één bloem te schilderen. Die prentjes waren niet duur en pasten in de handbagage. ‘Over mijn lijk,’ was zijn reactie geweest. ‘Geen artistieke uitverkoop.’ Maar toen de onverkochte schilderijen zijn opslagruimte uitpuilden en incassobureaus zijn bankrekening plunderden, had hij geen keus. Zijn handeltje in mini’s liep goed. Helaas liep het bollenseizoen alweer ten einde.
**
‘Het is zoals het is,’ mompelde ze. Maar die bezwerende vaststelling nam haar irritatie niet weg. Op het laatste moment had haar man zakenrelaties voor het avondeten uitgenodigd. ‘Kun je snel wat in elkaar flansen?’ had hij gevraagd. Dat flansen meende hij niet echt. Er werd een volledig, zo niet volmaakt, diner verwacht.
De winkelwagen had een aanlopend wiel. Terwijl ze haar volle gewicht –amper vijftig kilo, toevalligerwijs ook haar leeftijd – in de strijd gooide om het wagentje niet tegen de wijnrekken te laten crashen en tegelijkertijd het boodschappenlijstje op haar mobiel checkte, reed ze tegen iemand aan. Een op zijn hurken zittende winkelbediende, recht voor de goedkope wijn op de onderste rij.
‘Sorry, gaat het?’ vroeg ze. ‘Ik keek niet goed uit.‘ Licht geërgerd voegde ze eraan toe: ‘Die winkelwagens van jullie rijden ook voor geen meter.’
‘Niets aan de hand,’ zei de man. Soepel als een kat stond hij op en keek haar vriendelijk aan. ‘Die karretjes zijn allemaal prut. Het grootkapitaal klopt ons liever de laatste cent uit de zak dan die roestbakken te vernieuwen.’
Ze monsterde het niet dichtgeknoopte overhemd dat losjes over het vale T-shirt hing, de verfspatjes op de benige vingers, de gebruinde kalende kop en de weelderige bakkenbaarden. ‘U werkt hier niet, hè?’
‘Godzijdank niet. Ik ben kunstschilder. Niet dat het beter verdient dan vakkenvullen.’
‘Sorry, ik …’
‘Met mij hoef je geen medelijden te hebben. Ik doe wel wat ik het liefste doe.’ Zijn brede grijns onderstreepte zijn stelling. Hij had goede tanden. Die grijns maakte hem innemend, jonger ook.
‘Ik bedoel, sorry, dat ik je voor vakkenvuller aanzag.’
‘Je verontschuldigt je te vaak.’ Hij bleef haar lachend aankijken. In zijn boodschappenmandje lagen de ingrediënten voor een pastamaaltijd. Zijn diner zou een stuk simpeler te bereiden zijn dan dat van haar.
‘Wat schilder je zoal?’
‘Vrouwen. In mijn vrije werk vooral naakten. In opdracht doe ik portretten, soms van heel een gezin, een enkele keer van een huisdier.’ Bij de laatste categorie trok hij een vies gezicht. ‘In het voorjaar ga ik naar buiten. Ik ben een ram, in de lente geboren. Ik hou van het frisse groen, de bloemen, de jeugd, de vruchtbaarheid.’ Zijn gezicht straalde. Ja, schilderen was duidelijk wat hij het liefste deed. ‘Vandaag heb ik de bollenvelden geschilderd. Wil je het zien? Het doek ligt in mijn bakfiets.’
Het tijdschema voor het diner stond geen uitstel toe, maar met een kriebel in haar buik die deed denken aan die ene keer dat ze van school had gespijbeld, volgde ze hem naar buiten. Al voordat hij het dekzeil wegtrok, wist ze dat ze iets van hem zou kopen. Natuurlijk bekeek ze belangstellend het grote doek dat hij haar trots toonde en waarop, nog nat van de verf, zeeën van rode tulpen en paarse hyacinten deinden onder Hollandse luchten. Natuurlijk voelde ze vertedering bij de charmante miniatuurtjes. En natuurlijk hielp het dat hij haar complimenteerde met de kleuren in haar sjaaltje. Maar wat de doorslag gaf was dat ze dolgraag iemand wilde helpen die zijn verlangen volgde, die creëerde wat gecreëerd moest worden, die de kunst diende ongeacht de aardse gevolgen.
Ze koos een schilderijtje van een uitbundig gele narcis. Op de achterzijde krabbelde hij zijn telefoonnummer.
***
‘Een hond én een kat!’ Met moeite onderdrukte hij de afkeer in zijn stem.
‘Is die foto niet goed? Ik heb er meer.’ Zoekend naar een plek om ze uit te stallen keek ze zijn huiskamer rond.
Gelaten zag hij toe hoe ze de plaid op de zitbank fatsoeneerde en de foto’s er in een waaier op uitspreidde. Meer dan een korte blik kon hij niet opbrengen. Beesten interesseerden hem niet als schilderonderwerp. Huisdieren al helemaal niet. Maar ja, hij was platzak. Dus antwoordde hij: ‘Leuk, allemaal. Je kunt goed fotograferen. Ik denk dat je zelf al de beste hebt uitgekozen.’
‘Vind je?’
Hij zweeg. Een pleaser moet het er niet te dik bovenop leggen.
‘Is het veel werk?’
‘Dat denk ik wel. Die zwarte vacht van de kat is best lastig. Voor je het weet is het één grote vlek. De hond is makkelijker, alleen … het zijn natuurlijk wel twee dieren. Dat is meer werk en op groter formaat.’ Hij liet een stilte vallen.
‘Wat kost het normaal?’
Hij noemde een fors bedrag.
‘Ik betaal je dubbel omdat het er twee zijn. Dan kun je er voldoende tijd aan besteden.’
Hij haalde zijn schouders op en vroeg of ze thee wilde. Nooit te snel toehappen.
Terwijl hij wachtte op het aan de kook raken van het water, drentelde ze langs de beeldjes, de planten, de stekjes, de foto’s, de schilderijen, de souvenirs en al die andere dingen die een stelletje in vijfentwintig jaar opspaart.
‘Is dat je vrouw?’
‘Mijn vriendin. Ze is ook beeldend kunstenaar, werkt met houtblokken en boomstronken. Maar nu is ze bezig op de volkstuin.’
‘Een knappe vrouw.’ Ze bestudeerde nog steeds de foto.
‘Ze is de liefde van mijn leven.’ Ondanks alles was het niet gelogen.
Bij de thee hoorde hij haar gezellig keuvelend uit. Ze had twee volwassen dochters die nog thuis woonden en een man met een succesvol ingenieursbureau in de geothermie of zoiets.
Alsof het idee hem spontaan inviel, stelde hij voor een portret van haar te schetsen.
Ze lachte onzeker. ‘In je atelier?’
‘Hier in huis. Met houtskool. Voor de aardigheid. Het duurt hoogstens tien minuten.’
‘Okay.’
Hij zette een stoel van de eettafel in het midden van de kamer en nodigde haar uit plaats te nemen. Hoewel ze onwennig over de stoel schoof en telkens aan haar oor krabde, corrigeerde hij haar niet. Ze was geen professioneel model. Bovendien maakte haar onwennigheid het juist gemakkelijker om haar innerlijk wezen met een paar rake vegen van de houtskool te treffen.
In vijf minuten was de schets klaar, maar hij liet dat niet merken. Hij bekeek haar nog eens goed. Haar ene been lag fraai over het andere. Smalle heupen had ze. Doordat ze iets gedraaid zat, trok haar blouse strak. De contouren van haar bh tekenden onder de fijne stof. Een tepel schemerde door. Hij fantaseerde een tong die het topje zou bevochtigen waardoor het harder werd. Jonger stelde hij zich haar voor, zo jong als haar dochters. Naakt in zijn atelier. Zoals het model dat tegenwoordig voor hem poseerde, nog geen achttien, maar vroegrijp en barstend van de hormonen. Zeker weten dat als hij haar ook maar een keer zonder condoom zou neuken er een kind van zou komen.
Een subtiele blik op haar horloge.
Hij wenkte haar.
‘O, jeetje, ben ik dat?’
‘Dat ben jij.’ Nooit vroeg hij of ze het mooi vonden. Alleen zijn eigen oordeel telde. Mooi was bovendien een term waar hij niets mee kon.
Met de houtskool schreef hij een getal op de achterzijde van de schets. ‘Voor de hond en de kat. Over twee weken is het af.’
Ze keek naar het hoge bedrag, knikte hem met een glimlach toe en nam de schets in ontvangst.
****
Ik lijk wel gek, dacht ze. Morgen komt de werkster. Toch stofzuigde ze het huis, leegde de prullenmanden en maakte de wc schoon. Van de weeromstuit kleedde ze zich niet om en wachtte in haar sweatshirt zijn komst af.
Zijn terloopse kus gaf haar het gevoel al jaren innig bevriend te zijn. Hij liep mee naar de tuin, waarin zij in dit jaargetijde veel werk had om de onbedaarlijk groeiende plantenmassa in bedwang te houden. Aan de kopse kant van de tot woonhuis omgebouwde bollenschuur hield ze halt. De grote deuren, ooit bedoeld om de bollenkarren toegang te geven, waren bij de verbouwing vervangen door een muur. Nu resteerde een blinde gevel. Bijna blind, want hoog tegen de nok zat een klein rond raam. Vaak, als zij tuinierde en opkeek naar het huis, deed het haar denken aan een wakend oog.
Afgaande op het fluiten tussen zijn tanden door, leek hij geïmponeerd door de omvang van de muur. In lenige tijgerpassen mat hij de breedte en noteerde het met een scherpgeslepen potlood in een nog ongebruikt schetsboek.
De bedoeling was een muurschildering ter gelegenheid van haar 25-jarig huwelijk. Ook het ingenieursbureau, dat bijna even lang bestond, moest er een plek krijgen. Haar man, trots op beiden, zou het fantastisch vinden. Ze wilde hem verrassen. Hij verkeerde in de waan dat ze de muur opnieuw liet stuken.
‘Denk je dat je het aankan?’ vroeg ze.
‘Zo groot heb ik nog niet gewerkt. Ach, het is het plafond van de Sixtijnse kapel niet.’
‘Het moet wel over vier maanden af zijn.’
‘Tijd zat, zeker nu de dagen lang zijn.’
Hij geeuwde, rekte zich uit en trok zomaar zijn T-shirt uit. Een gespierd en gebruind lijf met lange, krullende, grijze borstharen kwam tevoorschijn. Op de een of andere manier stoorden die borstharen haar niet. Het onderscheidde hem van de gladgeschoren mannen op de sportschool waar ze drie keer per week fitneste. Het maakte hem mannelijk, kunstzinnig en compromisloos.
Het T-shirt ging niet meer aan. Ook niet in de woonkamer die, toegegeven, stikheet was van de binnenvallende zon. Hij dronk bier en luisterde naar haar. Ze gaf hem totale ontwerpvrijheid, zolang het gezin maar goed op de muurschildering zou staan. Hij knikte afwezig, keek rond en maakte een compliment over het vloerkleed.
‘Vind je? Ik heb de hele inrichting gedaan. Het ontwerp voor het huis heb ik trouwens ook gemaakt. Eigenlijk ben ik architect, maar het is nooit van ontwerpen gekomen. Meteen na mijn afstuderen moest ik inspringen op de zaak van mijn man en daar ben ik blijven hangen. De meiden werden geboren en er was ook nog de zorg voor mijn invalide moeder. Het gaat nu eenmaal zoals het gaat.’ Onmiddellijk stoorde ze zich aan haar toelichting. Het klonk bewijszuchtig en tegelijk ook slachtofferig, niet als de sterke vrouw die ze meende te zijn.
Het leek hem niet te storen. ‘Hoe oud zijn je dochters?’
‘De oudste is 22. Ze is voor de tweede keer op tussenjaar. Aan het backpacken.’ Al een paar maanden had ze nauwelijks iets van haar gehoord. ‘De jongste is 21. Ze is vannacht niet thuisgekomen na het stappen. Ze heeft wisselende vriendjes.’
‘One night stands, bedoel je.’ Ongegeneerd de kaken spreidend geeuwde hij, verhief zich van het L-vormige bankstel en doorkruiste in sluipende tred het enorme vertrek. Hij hield stil met de rug naar zijn portret van de hond en de kat. Het had een ereplaats aan de muur gekregen. Na opnieuw een geeuw, zei hij: ‘Deze ruimte doet me een beetje denken aan een New Yorkse loft.’
En jij doet me denken aan een leeuw, dacht ze. Maar ze zei: ‘O ja?’
‘Vroeger bokste ik. Op het hoogste amateurniveau. Zo kwam ik in New York. Trainingsstage.’ Hij ging naast haar zitten. ‘Ik kreeg daar wat met een beeldschone balletdanseres. Jezus, wat was die afgetraind.’ Hij boog zich naar haar toe en sloeg een samenzweerderige toon aan. ‘Haar benen en billen waren van staal. Ik kon ‘m er alleen inbrengen als ze volkomen ontspannen was.’
Ze verstijfde. Deze kroegpraat was volkomen ongepast. Haar hart bonsde in haar keel, maar ze zei: ‘O ja?’
‘Al snel was ik haar kwijt. Een vriend nodigde ons uit voor een feest. Ik kon niet en vroeg of ze het erg vond om in haar eentje te gaan. Twee dagen bleef ze weg. Toen ze terugkwam zag ik het direct aan haar ogen. Ik zei: je hebt met hem geneukt, hè? Ze gaf het meteen toe. Het was nog wel mijn beste vriend.’
Bij de laatste zin klonk hij triest. Het versterkte haar vermoeden dat onder zijn grofgebekte branie een dieper zielenleven schuilde. Troostend legde ze haar hand op zijn bovenbeen. Toen hoorde ze de voordeur opengaan en haar jongste dochter roepen. Als betrapt schoot ze overeind en vroeg of hij prijsopgave kon doen.
‘Krijg je. Het zal niet goedkoop zijn. Kan ik misschien snel een voorschot krijgen? Financieel is het nogal een zware tijd.’
‘Natuurlijk.’
Ze reikte hem zijn t-shirt aan, liep mee naar de voordeur en zag erop toe dat de kennismaking met haar dochter tot een vluchtige handdruk beperkt bleef.
*****
Zo dadelijk zou hij haar weer schilderen. Hij zette zijn schilderspullen klaar, draaide de verwarming hoger en zocht een radiozender met rustige klassieke muziek.
Een week na zijn bezoek aan de verbouwde bollenschuur was ze naar het atelier gekomen en had hem een uiterst royaal voorschot gegeven. Bij het overhandigen van het geld had ze gevraagd of hij al bezig was met de muurschildering. ‘Druk aan het schetsen,’ had hij niet geheel naar waarheid beweerd. Ze had gevraagd of hij alleen jonge vrouwen liet poseren. ‘Nee hoor,’ had hij gelogen. Sindsdien kwam ze regelmatig langs en poseerde voor hem. Wat anders had hij kunnen aanbieden na haar verhulde voorstel?
De bel ging. Geurend naar duur Frans parfum wervelde ze binnen.
‘Wat zit je haar leuk, ben je naar de kapper geweest?’ Altijd onschuldige complimenten maken.
‘Vanochtend. Hoe vind je het?’ Ze duwde haar haren omhoog en liet ze tussen haar gespreide vingers terugglijden. Een klassiek bevallig gebaar. Voor een vrouw van haar leeftijd mocht ze er best zijn. Even voelde hij zijn ballen jeuken.
‘Vandaag is een bijzondere dag,’ zei ze.
‘Ah, néé. Ben je jarig?’
Ze glimlachte mysterieus.
‘Waarom heb je dat niet eerder gezegd?’ Hij zoende haar. ‘Helaas heb ik geen cadeau voor je.’
‘Geeft niets. Ik heb een cadeau voor jou. Voor na het schilderen.’ Ze lachte veelbetekenend, kuste hem op zijn mond en deed haar kleren uit. ‘Waar wil je me hebben?’
Jezus, wat kregen we nou? De vorige keren had ze haar kleren aangehouden. ‘Gewoon op de stoel,’ antwoordde hij.
Op goede dagen verloor hij bij het schilderen elk besef van tijd. Dan blies hij na de laatste penseelstreek alle lucht uit zijn longen alsof hij al die tijd onder water had gezwommen. Maar dit was geen goede dag. Absoluut niet. Ze wilde met hem naar bed. Wat anders kon dat cadeau zijn? Te lang had hij haar lekker gemaakt en nu was ze zo geil als boter.
‘Zit ik goed zo?’
‘Prima.’ Bij zijn jonge model zou hij vragen de voeten verder uit elkaar te zetten.
‘Schilder je niet?’
‘Vandaag gaat het wat stroef, maar het komt wel.’
Maar het kwam niet, want ze wilde met hem seksen. Voor het eerst stond dat vooruitzicht hem tegen. Blijkbaar kon zelfs hij scrupules hebben. Haar royale voorschot had hij er in een impulsief en uitbundig bezoek aan New York finaal doorheen gejaagd. Vervolgens had hij onbekommerd in die enorme zee van tijd rondgedobberd tot van de vier maanden slechts een week over was. Nog niet het begin van een idee voor de muurschildering had hij. Er zat niets anders op dan de opdracht terug te geven. Straks zou hij het haar vertellen.
Langer dan een uur wist hij het schilderen niet te rekken. Met een zucht staakte hij zijn geknoei en belette haar ernaar te kijken. Uit de tegen de muur uitgestalde schilderijen griste hij een aquarel van een bollenveld. ‘Voor je verjaardag.‘
Daar hing ze al om zijn hals. Nu zou het komen.
‘Ik moet je wat vertellen,’ zei hij snel.
‘Nu even niet praten, maar doen,’ fluisterde ze.
Hij voelde haar hand op zijn kruis. De boel kromp in elkaar, alsof het de koude hand van Magere Hein zelf was die zacht in zijn ballen kneep. Hij rukte zich los. ‘Dit is niet professioneel!’
‘Wat?’
‘Dit.’
Ze keek hem ongelovig aan. ‘Vertel me niet dat je het nog nooit met je modellen hebt gedaan.’
‘Dat is anders.’
‘Bedoel je jonger en mooier? Bedoel je betalen in plaats van betaald worden?’ Ze trok haastig haar kleren aan. ‘Wil je me niet?’
‘Nee, wacht.’
Maar ze wachtte niet. Met dichtgeknepen lippen gooide ze de deur achter zich dicht.
Tot middernacht ijsbeerde hij door zijn atelier. Daarna trok hij een slaapmat en slaapzak tevoorschijn. Zijn vriendin wilde hem een tijdje niet in huis hebben. Hij had het weer eens bij haar verkloot. Net als nu bij de gele-narcis-vrouw. Net als bij zo veel andere vrouwen. Met hun naakten en portretten was een museum te vullen. Toch, het was niet dat hij niets voor hen voelde, dat het hem alleen om hun lichaam ging. Integendeel. Mismoedig kroop hij in de slaapzak, staarde in het duister en dacht: het is dat ik zo goed kan schilderen, anders was ik geen cent waard geweest.
******
Hoe had ze zo stom kunnen zijn hem de vrije hand te geven? Maanden had de steiger ongebruikt tegen de kopgevel gereedgestaan. Maanden had de wind door de buizen gefloten en haar bespot. Pas na haar gênante afgang op zijn atelier was hij aan de slag gegaan. Maniakaal, onvermoeibaar, dag en nacht. Ze had hem ontweken en nu pas zag ze het resultaat. Morgen was het feest. Er kwamen honderdvijftig mensen.
‘Bijna klaar,’ gromde hij. Zijn handen met terpentine reinigend tuurde hij naar zijn creatie, pakte een kwast en beklom de steiger om haar jongste dochters buik nog een extra likje te geven.
Haar ogen schoten over het tableau en probeerden grip te krijgen op de over elkaar heen buitelende figuren en objecten. Het viel niet te ontkennen dat het virtuoos was geschilderd, met een bezieling die ver boven vakmanschap uitging. Zijn hint naar Leonardo da Vinci was geen hoogmoed geweest. Onvoorstelbaar wat hij in een week had geflikt.
Behendig klauterde hij naar beneden. ‘Ik zal meteen het onthullingsdoek ophangen. Dan kan de steigerbouwer de stellage weghalen.’
‘Is dit hoe je ons ziet?’ vroeg ze.
‘Hoe bedoel je?’
‘Mijn man rijdt op een enorme boor die de aarde penetreert en er lava en geld uit laat spuiten. Mijn oudste dochter is een zwerfhond met een rugzak in een smerige steeg vol pooiers en dealers ergens in het Verre Oosten. Mijn jongste dochter een wellustige poes, badend in de zon, met haar tepels en vagina in het volle zicht.’
‘Het was wat in me opkwam.’
‘Is dat zo? En waarom heb je van mij een narcis gemaakt?’ Midden in een bollenveld met afgesneden bloemenstelen stond een glazen vaasje. In dat vaasje boog een geknakte narcis het hoofd.
‘Tja.’ Er zaten zwarte wallen onder zijn ogen. De geur van de terpentine wedijverde met die van zijn zweet.
Wees sterk, blijf kalm, prentte ze zich in. Je bent kwaad, bang en van je stuk gebracht. Je bent alles wat je niet wilt zijn. Maar het is zoals het is. Zet je gevoelens opzij, die komen later wel. Bedenk eerst hoe je het verrassingsfeest kunt redden.
Ze keek hoe hij aan een simpele constructie van houten balken en touwen een groot roldoek bevestigde. Voor de onthulling van de muurschildering volstond een simpele ruk aan het koord, had hij gezegd. Behoedzaam rolde hij het doek uit. Met zijn handen streek hij de plooien strak en plukte stofnesten weg.
Het beeld van een ziekenhuis drong zich aan haar op. Ze zat in de spreekkamer bij de specialist. Aan de muur hing een röntgenfoto. Ze volgde de vinger van de specialist over de foto. Al voordat hij het zei, wist ze het. Dáár, bij wat bij een oppervlakkige beschouwing slechts een schaduw leek, dáár zat het gezwel. Het had er al die tijd gezeten en ze had het niet in de gaten gehad. Mijn god, wat haatte ze die specialist. Dat hij haar redde deed er niet toe. Dat de arts alleen in haar fantasie bestond ook niet.
‘Dit is zeker niet het goede moment om af te rekenen?’ hoorde ze hem vanuit de verte zeggen.
‘Morgen,’ zei ze. ‘Morgen rekenen we af.’
*******
Hij boog zijn bovenlichaam uit het ronde raam boven de muurschildering. Stevig hield hij zich vast aan het kozijn. De tuin diep beneden stond stampvol gasten. Er klonk geroezemoes. Twee vrouwen wisselden op hoge toon roddels uit. Een huilende baby werd sussend toegesproken. De meeste gasten zwegen en volgden zijn verrichtingen.
Om de een of andere reden had het mechaniek niet gewerkt. Vergeefs had haar echtgenoot aan het onthullingskoord getrokken. Daarna had het iets van een klucht gekregen. De ingenieur geothermie steeds driftiger rukkend aan het touw. De drankhese aanmoedigingen van een man met opzichtig rode schoenen. Het besmuikte gelach van de gasten. Pas nadat zij hem had aangestoten, was hij omhoog gesneld en had de knoop in het touw ontdekt.
Zich met één hand aan het kozijn vasthoudend reikte hij naar het koord. Hij haakte zijn vingers erachter en trok het naar zich toe. De knoop bestond uit een simpele lus, zoals bij gestrikte schoenveters. Het zware roldoek trok de touwen zo strak dat hij veel kracht moest zetten om de knoop los te trekken.
‘Heb je de knoop al los?’ hoorde hij haar van beneden roepen.
Hij antwoordde niet. Vooroverbuigend uit het raam liet hij zijn ogen over de menigte gaan. Iedereen keek naar hem. Al die naar hem opgeheven hoofden deden hem denken aan hoe zonnebloemen zich op de zon richten. Ja, dat was waar die mensen hem aan deden denken: aan een veld vol bloemen, aan een bollenveld in de lente, aan de dag dat hij haar had ontmoet.
‘Los,’ riep hij.
De echtgenoot gaf een flinke ruk aan het koord. Het onthullingsdoek zakte pijlsnel naar beneden. Het zou allemaal zonder enig probleem zijn verlopen als hij zich niet nog steeds uit het raam had gebogen. Het afrollend koord trok strak langs zijn nek. Uit evenwicht gebracht greep hij het touw beet en werd meegesleurd naar buiten. Abrupt stopte zijn val. Hij hing hoog boven de grond, zich vasthoudend aan het touw. De wind wiegde hem zachtjes heen weer voor het muurschildering.
Beneden klonk gegil, voorzichtig gelach ook. Iemand riep om een ladder.
‘Ik mankeer niets,’ riep hij de gasten geruststellend toe, de pijn in zijn opengeschuurde nek verbijtend.
Wachtend op zijn bevrijding zag hij haar aan de andere kant van de grote tuin kalm naar haar auto lopen. Ze had een rolkoffer bij zich, die ze in de achterbak plaatste. Zonder op of om te kijken stapte ze in, startte de motor en reed rustig weg.
Geef een reactie