Het stembureau

I

Om half zes ‘s ochtends, twee uur vroeger dan normaal, laat Chris Kaagman de hond uit. Bij het universiteitsgebouw snijdt hij de weg af over een van de binnenhoven. Duiven fladderen weg van hun rustplekken onder de loopbruggen waarmee de gebouwdelen zijn verbonden. Op de zijkant van die loopbruggen weet Chris drie regels van een gedicht van Robert Frost te staan. Nu is het nog te donker, maar op andere dagen heeft hij ze zo vaak gelezen dat hij ze uit zijn hoofd kent. Het gedicht is in het Engels. Tijdens het honduitlaten heeft hij er een vertaling voor bedacht.

Twee paden scheidden zich in een woud, en ik
Ik nam die welke het minst is bewandeld
En dát heeft al het verschil gemaakt

De titel van het gedicht is The road not taken. Hij heeft het opgezocht. Het blijkt dat ‘zijn’ regels het slot van het gedicht vormen. In de vier strofen daarvoor wordt het dilemma geschetst van een reiziger die moet kiezen uit twee op elkaar lijkende wegen. Hij vindt het een mooi gedicht. Helemaal snappen doet hij het niet. Er lijkt iets te wringen. Maar dat geeft niet. Het wringende verhoogt juist de aantrekkingskracht van het gedicht.

Dat hij vandaag zo vroeg op is heeft te maken met de provinciale verkiezingen. Op intranet stond een oproep te helpen. Pas kort in dienst bij de gemeente leek het hem een mooie gelegenheid om zich van zijn goede kant te laten zien. Tot zijn verrassing, en eerlijk gezegd ook tot zijn schrik, bombardeerden ze hem meteen tot voorzitter van een stembureau. Als concerncontroller, man van regels en procedures, wist hij ongetwijfeld bekwaam leiding te geven. Aldus Corien, de kordate vrouw die de verkiezingen coördineerde. Dat het zijn eerste keer op een stembureau was, vond ze geen probleem. Met eLearning was hij binnen een dag klaargestoomd. Toen hij nog steeds aarzelde, had ze gezegd: Als je écht denkt dat het niets wordt, dan zoeken we uiteraard een ander.

Hij zwichtte. Natuurlijk zwichtte hij. Verricht de je toevallenden taken goed, beschaam het in je gestelde vertrouwen niet, zorg dat je trots op jezelf kunt zijn. De stemmen van zijn vader en moeder waren allang veranderd in een stem in hemzelf.

Thuis zoekt de hond zijn mand op. Boven is het stil. Iedereen slaapt nog. Marjolein in het door hem verlaten bed, de tweeling in de kamer ernaast. Het is een twee-eiige tweeling, jongetjes van drie, een druktemakertje en een dromertje. Gisteren vertrouwde hij Marjolein in een roekeloos openhartige bui toe dat hij natuurlijk zielsveel van beide jongens houdt, maar dat het dromertje hem toch net iets liever is. Zo fantasierijk, zo gevoelig, zo begrijpend. Marjolein was kwaad geworden. Gevoelig? Daar kun jij dan nog wat van leren. Hoe kun je nou onderscheid maken tussen je eigen kinderen? Beloof de jongens er nooit iets van te laten merken. Dat spreekt vanzelf, suste hij haar. Het gevoel dat ze hem niet begreep bleef hangen.

Onderweg naar het gemeentehuis staat de autoradio aan. Bellers mogen zeggen of ze gaan stemmen. Een sloom pratende man zegt dat hij niet wat de provincie doet en waarin de politieke partijen verschillen. Zoek het dan op, vul dan een kieswijzer in, denkt Chris. Is een half uur van je tijd te veel gevraagd om onderbouwd je stem uit te brengen? Maar goed, dan stemt die man niet. Aan kiezers als hij gaat weinig verloren. Democratie is als een kostbare mantel, nee, als een kroon: je moest het waard zijn hem te dragen. Tot Chris zijn verbazing gaat de beller wél stemmen. Op die ene, zegt de man traag. Kom, hoe heet hij ook alweer? Met die Franse naam.

In het helverlichte gemeentehuis hangt de opgewonden sfeer van een theaterpremière. De kordate coördinatrice vinkt zijn naam af en iemand reikt hem koffie aan. De bodes behandelen hem jovialer als anders en helpen de aluminium koffer en de verhuisdozen met stemspullen naar zijn auto te brengen. Die saamhorigheid doet Chris goed. Misschien, denkt hij, misschien was het toch een goed idee om me op te geven.

Zijn stembureau ligt in een tuindersdorp waar hij de weg niet goed kent. Een sierlijk kerkje is aan de achterzijde met een glazen gang verbonden aan grintbetonnen nieuwbouw. In dat gebouw, het kerkelijk ontmoetingscentrum, zit het stemlokaal. Met een steekwagentje rijdt hij de koffer en de dozen naar de gesloten voordeur. Hij is te vroeg en wacht op een bakstenen muurtje op de anderen. Het dorp is nog niet ontwaakt. Het is stil. De zon komt op. De torenspits van de kerk wordt door het licht geraakt. De lucht is van een magnetiserend diepblauw, geen wolkje of condensstreep dat het breekt. Sereen ondergaat Chris dit moment, deze stilte voor de storm.

Op andere dagen zou de afwezigheid van vliegtuigen hem hebben doen denken aan het toenemend vliegverkeer en de klimaatopwarming. Hij leest er veel over in de krant. Hij leest al die onheilsberichten: het massale uitsterven van diersoorten, het kappen van de laatste oerwouden, het vervuilen van de oceanen en ga zo maar door. Onmacht en neerslachtigheid maken zich dan van hem meester. Hij probeert probeert die kwijt te raken door het nieuws met Marjolein te delen. Zij, ontbijtend aan de overkant van de eettafel, kapt hem meestal na een paar zinnen af. Ja, zij is ervan op de hoogte en ja, zij vindt het ook héél erg, maar ze heeft er nu even geen zin in, en zeker niet op die gefrustreerde toon. Met dichtgeknepen lippen buigt hij zich dan weer over zijn verontrustende ochtendkrant, over zijn bedreigde aarde, over zijn wereld out of control.

II

Als eerste komt een man met zilvergrijs haar op hem af. Haasnoot, stelt hij zich voor. Aannemer. Wellicht ken je mijn bedrijf. Nee? De grootste van de regio. Mijn zoon heeft de zaak overgenomen. Tegenwoordig maak ik me nuttig als commissaris bij de woningcorporatie. Op Chris zijn vraag of hij vaker op een stembureau heeft gezeten, antwoordt hij nors: Al twintig jaar, de laatste verkiezingen altijd als voorzitter. Het laatste woord spreekt hij nadrukkelijk, bijna getergd, uit. Na een korte stilte vraagt hij: En jij?

Chris aarzelt. Hij voorvoelt dat zijn antwoord slecht zal vallen en zegt het dan toch: Voor mij is het de eerste keer.

Haasnoot tuit zijn lippen. Als voorzitter?    

Sowieso op een stembureau, antwoordt Chris. Ik ben concerncontroller, voegt hij er snel aan toe, dus vertrouwd met regels en procedures.

Haasnoot draait hem abrupt zijn lange rug toe. In de hoek staan pijlen en borden en daarmee begint Haasnoot de route naar het stemlokaal te bewegwijzeren. Chris volgt hem op een paar passen afstand. Ze komen uit op het parkeerterrein aan de achterzijde van het ontmoetingscentrum. Grimmig, met een overdreven zwaai alsof ze landjepik spelen, zette Haasnoot een sandwichbord met de tekst Stembureau op het asfalt neer.

En de route vanaf de straat, langs de kerk? vraagt Chris.

Vandaaruit komt niemand, maar als je wilt kun je zelf aangeven, antwoordt Haasnoot en duwt hem de overgebleven pijlen tegen de borst.

Terug in het stemlokaal treft Chris een stevige man aan. Als hij zijn hand uitsteekt zegt de man: We hebben al kennisgemaakt. Ik ben Jaap, voorman op de milieustraat, weet je nog? De rondleiding op introductiedag? De weegbrug, de persinstallatie, de container met gevonden voorwerpen? Chris knik alsof hij hem nu wel herkent. De man moet er in werkkleding totaal anders hebben uitgezien.

Anette Stolk, het laatste lid van het stembureau, is te laat. Ze gooit haar jas op een stoel, woelt door haar dikke haarbos en vraagt waarom er nog geen koffie is. Chris zegt dat hij net wilde zetten. Ongevraagd loopt ze mee naar de keuken en vertrouwt hem toe zij-instromer in het onderwijs te zijn. Vanwege de hoge dagvergoeding heeft ze een dagje vrij genomen voor het stembureau. Tja, denkt hij, dat kan natuurlijk ook een reden zijn.

Haastig richten ze het stemlokaal in. Ze verplaatsen tafels, hangen instructieposters op, slijpen rode potloden en leggen de stembiljetten gereed. Dan zet Anette de stembus naast de tafels voor het innemen van de kiespassen. Fout! Die moet aan de overzijde van het lokaal. Chris vraagt haar de stembus te verzetten.  

Bij de vorige verkiezing stond de stembus anders hier, zegt ze nukkig.

Hij slaat het instructieboekje open bij de voorbeeldplattegronden. Bij sommige staat een groene krul, bij andere een rood kruis. Kijk, zegt hij, ons lokaal heeft dezelfde maatverhoudingen als deze. De kiezers moeten zo lopen. Hij wijst naar een stippellijn die de tafel met stembiljetten verbindt met de stemhokjes en vandaaruit naar de stembus loopt. Een U-vorm, ordelijk en overzichtelijk. Het is evident dat het zo moest.

Waarom hoefde dat de vorige keer dan niet?

Dat weet ik niet, antwoordt hij, irritatie over haar kinderlijke weerstad onderdrukkend. De instructies zijn duidelijk.

Maar nu schiet Haasnoot Anette te hulp. Van wanneer is dat instructieboekje? Chris ziet Provinciale verkiezingen, maart 2019 staan. Net gedrukt, antwoordt hij. Haasnoot steekt vragend zijn hand uit, zet een leesbril op en buigt zich als een schriftgeleerde over het boekje. Dan is de plaats van de stembus inderdaad sinds de vorige verkiezingen veranderd, oordeelt hij uiteindelijk.

Dát zal het zijn, zegt Chris zo luchtig mogelijk. Zullen we? Ze dragen een tafel en een stoel naar de overzijde van het lokaal. Anette zet de stembus ernaast.

Hij vraagt: Wie van jullie wil bij de stembus zitten? Jij, Anette?

Als jij dat per sé wil. Weer klinkt ze als een onwillig schoolkind.

De stembus is trouwens geen bus, maar een groene vuilnisbak. In de deksel zit een sleuf voor de stembiljetten. Aan de rand van de deksel hangt een slot met de sleutel erin. Volgens het protocol moet je controleren of de stembus leeg is en daarna de deksel op slot doen. Hij is het vergeten en Jaap herinnert hem eraan. Chris doet het alsnog en stopt de sleutel in mijn broekzak. Tot negen uur ‘s avonds moet hij daar blijven zitten. Dertien en een half lange uren. En daarna nog het stemmentellen.

In de keuken schenkt hij koffie in. Marjolein heeft hem gisteravond een chocoladereep gegeven om te verdelen onder de stembureauleden. Hij breekt de reep in stukjes en legt die op een schoteltje. Ondertussen piekert hij over de stembureauleden: Haasnoot die slechts één route wil bewegwijzeren, Jaap die twee gezichten bezit en Anette die een ander carrièrepad is ingeslagen. Het contact met hen voelt als een krachtmeting. Is dat omdat hij niet van hier is? Vinden ze hem te jong? Had hij beter verzwegen dat het zijn eerste keer is? Hij zet de koffiekopjes en het schaaltje met chocolade op een dienblad en schrijdt het stemlokaal binnen, het dienblad op zijn gestrekte armen naar hen toe houdend als een zoenoffer.

III

In het begin is het druk met mensen die onderweg naar het werk komen stemmen. Onwennig controleert Chris de legitimatiebewijzen, stempassen en volmachten. Al heeft hij met eLearning goed geoefend, het checken van de pasfoto’s, geldigheidsdata en handtekeningen vergt al zijn concentratie. Na verloop van tijd krijgt hij de slag te pakken. Er ontstaat een vast ritme, een ritme dat ook te beluisteren is. Eerst het begroeten van de kiezer, dan het afroepen van diens stempasnummer en ten slotte de bevestiging dat alles in orde is. Opgelucht werkt hij verder, trakteert de kiezers op een glimlach en soms zelfs op een grapje.

Haasnoot zit stijf rechtop naast hem. Secuur, schuivend met de wijsvinger over het register van ongeldig verklaarde stempassen, checkt hij de geldigheid en geeft de kiezer zijn of haar stembiljet. Op een notitieblaadje turft hij de uitgegeven biljetten. Streepje voor streepje veroveren zijn keurige hekjes het papier. Anette bij de stembus turft ook. Bij het sluiten van het stembureau moeten ze evenveel balkjes hebben. En Jaap? Die doet een spelletje op zijn mobiel. Hij heeft pauze.

Rond negen uur wordt het rustig. Er komen nu vooral bejaarden. Anette vraagt Chris om haar maaltijdvergoeding. In de aluminium koffer vindt hij vier enveloppen met geld om eten te bestellen of nabij iets te eten. Niet dat de drie dat gaan doen. Ze hebben gezegd thuis te eten.

De bankbiljetten tegen het licht houdend, zegt Anette: Vroeger werkte ik op loopafstand bij de bank, nu ben ik een uur onderweg voor een stuk lager salaris.

Is het dan niet leuker om te werken met kinderen dan met geld? vraagt hij.

Een zucht is haar antwoord.

Halverwege de ochtend komen er helemaal geen kiezers meer. Hij maakt een foto van de lege stemhokjes en stuurt die naar Marjolein met het onderschrift Hard aan het werk. Ze reageerde met een smiley en de vraag: Alles onder controle? Ja, ze weet precies hoe hij in elkaar zit. Wie in control is doet de hem toevallende taak goed, beschaamt niemands vertrouwen en kon trots op zichzelf zijn. En trots is hij. Trots op zijn dertigste al concerncontroller te zijn. Concerncontroller, een belangrijke functie, voor veel financials niet haalbaar of pas op latere leeftijd. Hij heeft er alles voor gedaan, moet nog steeds op zijn tenen lopen, maar hij is het dan toch maar mooi.

Joop overhandigt hem zijn stempas. Haasnoot en Anette doen hetzelfde. Ze moeten zelf nog stemmen. Omdat Chris in een andere gemeente woont, zal Marjolein voor hem stemmen. De drie maakten grapjes over het stemgeheim.

Op wie ik stem, verklap ik niet, zegt Anette, maar wel dat het een lekker ding is.

Uit de reacties van de twee anderen begrijpt hij dat ze op dezelfde persoon stemmen: de nieuwe, jonge politicus met de Franse naam. Ongelooflijk dat ze zich aangesproken voelen door die poseur.

Halverwege de ochtend heeft Chris pauze. Buiten verwarmt de lentezon zijn gezicht. Wandelend door het buurtpark vraagt hij zich af waarom de jonge politicus klimaatopwarming ontkent en natuur lijkt te haten. Iemand als hij, die zich voorstaat op zijn klassieke achtergrond, zich presenteert als romanticus en het liefst de klok honderdvijftig jaar terug wil zetten, zou juist de wilde natuur en het arcadische platteland moeten bejubelen. Net zoals de schilders en schrijvers uit de Romantiek deden. Doet de politicus zich expres dom voor?

Aan een slootrand dommelen twee eenden. Vanaf een bankje bewondert Chris de glanzende kop van het mannetje. De kleur van de ragfijne veertjes schiet in het felle zonlicht heen en weer tussen diepblauw en diepgroen. Die kleurschakeringen zijn hem nog nooit opgevallen. Ontelbare eenden heeft hij in zijn leven gezien en nu pas kijkt hij echt. Zo’n woerd is eigenlijk mooier dan een pauw, denkt hij. De schoonheid van een woerd is terloops, die van een pauw opzettelijk. Wel vaker heeft hij van dat soort gedachten, inzichten waaraan hij een waarheid toekent die eerder dichterlijk dan logisch is. In een aantekeningenboekje verzamelt hij ze om er ooit iets mee te doen – hij heeft geen flauw idee wat.

In datzelfde notieblok staat het gedicht van Robert Frost. De eerste twee strofen heeft hij zo vertaald:

Twee wegen scheidden zich in een geel woud
En met spijt dat ik niet beiden kon bereizen
En maar één reiziger zijnde, stond ik lang
En kijkt de ene af zover als ik kon
Tot waar hij afboog in het kreupelhout

Toen nam ik de ander, net zo mooi
En misschien met de meeste aanspraak
Omdat het grassig is en betreed wilde worden
Hoewel als het om het aantal passanten ging
Het hen ongeveer evenveel had versleten

Wat volgens Chris wringt is dat de dichter in deze regels benadrukt dat over beide paden ongeveer evenveel passanten gaan, terwijl hij in de laatste strofe van het gedicht, die op de loopbrug van de universiteit, schrijft dat hij het minst bewandelde koos. Het lijkt in tegenspraak met elkaar te zijn. Of heeft hij het niet goed gelezen of vertaald? Hij kan daar lang over nadenken.

Aan de regels op de loopbrug gaan deze twee regels vooraf:

Dit zal ik met een zucht vertellen
Ergens jaren en jaren later:

Is dat het ‘m? Voorspelt de dichter dat hij er ooit over zal liegen? Of verwacht hij dat je pas aan het einde van je leven weet welke keuze de beste is? Of denkt hij dat je hoe dan ook achteraf je gemaakte keuzes als de beste rechtvaardigt? Eenduidigheid en logica lijken in het gedicht zoek, dat maakt dat Chris er telkens zijn hersens over breekt.

Hij belt Marjolein. Het is haar mammadag, de andere dagen werkt ze als apotheekassistent. Ze heeft zojuist gestemd. De tweeling heeft de vakjes rood gekleurd. Hij vraagt hen aan de telefoon. Hallo pappie, poepie pappie, pappie poepie, roept het druktemakertje en lacht hard. Chris moet er ook om lachen. Marjolein geeft het dromertje de telefoon. Pas nadat Chris vraagt of het waar is dat hij mama bij het stemmen zo goed heeft geholpen, hoort hij zijn stem.

Ja, klinkt het nauwelijks hoorbaar, ik…

Gestommel. Daar is het druktemakertje alweer: Pappie poepie! Marjolein neemt de telefoon over en zegt dat ze naar huis gaan omdat de tweeling moe en hongerig is. Op de achtergrond is het gehuil van het dromertje te horen. Zijn maag knijpt samen en hij wil er iets over zeggen, maar houdt wijselijk zijn mond.

Terug in het stemlokaal ziet hij tot zijn verbazing Anette naast Haasnoot en Jaap zitten. Drie op een rij. De stembus is met haar meeverhuisd van de ene kant van het lokaal naar de andere. De U is een L geworden. Alsof er niets is gebeurd begroeten ze hem.

Waarom is de stembus verplaatst?  Hij vraagt het fluisterend om de kiezers in de stemhokjes niet te storen, desondanks verraadt de trilling in zijn stem zijn onderdrukte woede.

Haasnoot kijkt gepijnigd. Zo werkt het gewoon beter. Het is handiger om bij elkaar te zitten.

En gezelliger, vult Anette aan.

Chris wil reageren, maar er stapt een oudere man het stemlokaal binnen die op vrolijke toon iedereen goedemorgen wenst. De man vraagt: Kennen jullie die van de nederigste Nederlander? Al snel heeft hij ieders aandacht. Er komt geen einde aan de mop. Telkens als de clou nadert weet de grappenmaker, aangespoord door de lacherige stemmers, een nieuw intermezzo te verzinnen. Het momentum gaat voorbij. Machteloos klemt Chris klemt zijn kiezen op elkaar.

Een uur lang werken ze in stilte. Een gespannen stilte kun je wel stellen, verre van gezellig, slechts onderbroken door het groeten van de kiezers, het noemen van de stempasnummers en de bevestiging dat het in orde is.

Maar het ís niet in orde.

IV

Een aarzelend rondkijkend stel van Chris zijn leeftijd trekt zijn aandacht. Fijn getekende gezichten, mooie niet-westerse kleding. Hij wenkt hen naderbij. Hun paspoorten zijn Nederlands en gloednieuw. Geboorteplaats Damascus, ziet hij. Nadat ze hun stembiljetten hebben gekregen, schraapt de man zijn keel.

Dit is voor ons een heel bijzonder moment, zegt hij gedragen. Voor de eerste keer in ons leven hebben we het voorrecht te mogen stemmen. Hij kijkt Chris ernstig aan en hervat zijn bijna accentloze toespraak. We zijn dankbaar om te wonen in een democratisch land. Democratie is de wil van het volk.

Mooi gesproken, zegt Chris, daadwerkelijk geraakt. Hij stelt zich hun vervolging in Syrië voor, de lange gevaarlijke tocht naar Europa, de moeite om een vreemde taal te leren en de zichtbare en onzichtbare barrières in het nieuwe thuisland. Het minst betreden pad. Voor hen heeft dat het verschil gemaakt.

De reactie van Jaap is anders. Afkeurend en achterdochtig kijkt hij toe hoe de kersverse Nederlanders naar de stemhokjes lopen, zorgvuldig hun stembiljetten uitvouwen en naar het rode potlood grijpen.

Aan het begin van de middag komt de burgemeester langs. Er was al aangekondigd dat hij willekeurig enkele stembureaus zou inspecteren. De zilveren ambtsketting van de burgemeester blikkert in het zonlicht als hij Chris vraagt hoe het gaat. Halverwege het antwoord bedankt hij Chris en stapt toe op een raadslid dat toevallig net komt stemmen.

Onmiddellijk komt er een ondersteunster van de burgemeester op Chris af en fluistert: De stembus staat niet goed, hij moet aan de andere kant.

De frustratie spuit Chris door de aderen. Hij beheerst zich en vraagt: Sorry, wat zegt je? Met meer volume herhaalt de vrouw haar boodschap, waardoor ook de andere stembureauleden haar horen. Zullen we de stembus dan meteen maar weer goed neerzetten, stelt Chris quasi-luchtig aan Haasnoot voor. Daar zijn de getuite lippen weer. Heeft de man als baby soms geen borstvoeding gehad?

Haasnoot reageert zich even later af op een vrouw die haar drie beweeglijke kinderen meeneemt in het stemhokje. Bars draagt hij haar op ze bij de deur te laten wachten. Stemmen doe je in je eentje. Met een klein stemmetje vraagt de vrouw of dat ook geldt voor de jongste van vier. Ja, dat doet het. Hoewel Chris het met kromme tenen aanziet, zegt hij er niets van. Volgens de steminstructies staat Haasnoot in zijn recht.

De uren kruipen voorbij. Het stemlokaal is slecht geventileerd en de warme, bedompte lucht omhult Chris als een te warm dekbed op een hete zomernacht. Het gedoe met de stembus heeft de kloof met de andere stembureauleden vergroot. Om de sfeer te verbeteren zit ook hij een paar uur bij de stembus, maar het maakt hen niet toeschietelijker.

Zijn vader belt. Beducht voor een langdradig gesprek neemt Chris aan. Hij is enig kind, geboren toen zijn ouders de hoop op kinderen al hadden opgegeven, liefdevol opgevoed. Maar mijn god, waarom willen ze zijn leven nog altijd in detail bespreken? Hij vertelt zijn vader voorzitter van een stembureau te zijn en net de burgmeester te hebben gesproken. Geweldig, is de reactie van zijn vader, net als zijn moeder gevoelig voor autoriteit. Dus het gaat goed met je nieuwe baan? Dat gevráág van hem! Sinds zijn vader met die spierziekte thuiszit lijkt het alsof hij met dubbele kracht zijn geknakte aspiraties – net toen hij werd benoemd als griffier bij een rechtbank sloeg de ziekte toe – tot realisatie moet brengen.

De stembus zit vol, roept een vrouw verontwaardigd.

Chris maakt snel een einde aan het telefoongesprek. Inderdaad, een stembiljet steekt als een reclamefolder in een brievenbus naar buiten. Hij haalt zich de eLearning voor de geest. Nee, te volle stembussen zijn niet behandeld. Voordat hij iets kan verzinnen, grijpt Jaap in. Hij steekt het uiteinde van een bezemsteel door de gleuf in de stembus en stampt met een paar flinke stoten de stembiljetten aan. Zo, probleem opgelost!

Aan het einde van de middag hangt de zon oogverblindend in het bovenlicht en stookt de temperatuur in het benauwde lokaal op. Er staat een flinke wachtrij met daartussen veel jonge mensen, een beetje lacherig over hun eerste keer stemmen. Chris werkt stug door. Hij leest de pasnummers op, Anette checkt de ongeldige stemmen en Jaap ziet toe op de stembus. Haasnoot is naar huis voor het avondeten.

Dan verschijnt uit het niets een groep in het zwart geklede mensen. Een man en vijf vrouwen, jonge twintigers. De vrouwen delen folders uit, die door de verbaasde kiezers worden aangepakt. Op een sein van de man werpen ze zich op de grond. Voor dood blijven ze liggen. Mooi dood. Hun armen en benen maken dramatische hoeken als op een schilderij over de Franse revolutie van Delacroix. Een van de jonge vrouwen ligt vlak voor hem, met gesloten ogen, de haren in een waaier op de grond. Haar borst gaat licht op en neer. Chris kon zijn ogen niet van haar af houden. Maar als zij haar ogen opent en hem recht aankijkt voelt hij zich betrapt en wendt zich af.

De jongeman neemt het woord. De klimaatopwarming moet worden gestopt, anders steekt in één generatie tijd alleen nog de kerktoren boven water uit. Het uitsterven van diersoorten moet worden gestopt, anders stort het ecosysteem in elkaar. Nederland moet niet in 2050, maar in 2025 CO2-neutraal zijn, anders steken elkaar versterkende rampen de kop op. Zo gaat hij door, stort jobstijdingen en eisen over de stemmers heen alsof hij vanaf de kansel zondige kerkgangers toespreekt. Hem is duidelijk de gave van het woord. De woorden rollen er soepel, ritmisch en geladen uit. Hoewel klein van gestalte reikt zijn stem tot in alle hoeken. Ouder dan dertig kan hij niet zijn, maar met dat baardje, die zwarte bril en die verbale branie heeft hij het charisma van een Nick Cave of Jules Deelder. Vandaar deze die-in, besluit hij. Stem wijs! En ook hij stort zich ter aarde.

Ik moet ingrijpen, beseft Chris nu pas. Hij loopt naar de actievoerder, buigt zich naar hem toe en vraagt hem weg te gaan. De jongeman blijft met gesloten ogen en een glimlach op de lippen liggen. Chris voelt de ogen van alle mensen in zijn rug. Het zweet breekt hem uit. Nogmaals verzoekt hij de actievoerder om de actie te staken. De jongeman blijft liggen.

Plotseling is Haasnoot er. Hij sjort de actievoerder overeind, greep hem als een kwajongen in de nek en duwde hem het stemlokaal uit. Gejoel van de kiezers, die partij voor Haasnoot leken te kiezen. De jonge vrouwen staan op en volgen hun leider naar buiten.

We gaan gewoon verder met stemmen, zegt Haasnoot met luide stem tegen de mensen in het lokaal.

Chris kijkt hij minachtend aan en sist hem toe: Stel onmiddellijk Corien op de hoogte en maak een aantekening in het proces-verbaal.

V

Tijdens zijn tweede pauze zwerft Chris een tijdlang doelloos door de schemerige straten. Uiteindelijk gaat hij een snackbar binnen. Hij bestelt frites, een kroket en frisdrank. Terwijl hij zijn frites eet, herleeft hij de die-in: de jonge vrouw op de grond, de bevlogen spreker, de hand in de nek en de vernietigende blik.

Het ergste wat kon gebeuren is gebeurd. Hij heeft de controle verloren, heeft de hem toegevallen taak niet goed uitgevoerd, het in hem gestelde vertrouwen beschaamd. Waarom heeft hij niet meteen ingegrepen, gebeld voor ruggespraak, het stemmen geschorst en het stembureau gesloten? De vragen die de kordate coördinatrice hem eerder met een zweem van teleurstelling stelde en sprakeloos lieten, laten hem niet los.   

Hij denkt aan de zwart geklede poëet. Het meisje op de grond is vast zijn vriendin – nee, uiteraard kan hij dat niet weten, maar het past te mooi in het plaatje. Hij kan zich volledig vinden in de boodschap van de dichter. Natuurlijk overdrijft hij, dat hoort erbij. Maar de klimaatopwarming, de uitstervingsgolf, de mens die de natuur plundert totdat het op was, dat alle tijd is opgebruikt, dat nu moet worden gehandeld, dat het deze verkiezingen moet gebeuren: met dat alles is hij het vurig eens. Elk weldenkend mens dat zich goed informeert en de cijfers laat spreken kan tot maar één conclusie komen: de mensheid is een op hol geslagen machine die onafwendbaar alles kaal maaide en vermorzelde. De mensheid voert de haar toegevallen taak niet goed uit, de mensheid beschaamt het gestelde vertrouwen, de mensheid faalt. De mensheid moet een ander pad inslaan.

Waarom, denkt hij en slikt een hap van zijn kroket door, doe ik niets met die overtuigingen? Waarom ben ik geen flamboyante dichter met een missie? Waar in het leven scheiden die wegen zich? Hij drukt het blikje frisdrank plat in zijn vuist tot het pijn doet. Als zich ooit al zo’n tweesprong voordeed, stonden er geen richtingaanwijzers bij.

VI

Het laatste uur is drukker dan enig ander moment. De gebruikelijke last minute stemmers volgens Anette, maar de enorme toeloop verbaast ook haar. De sfeer verandert. De laatstemmers zijn baldadig, luidruchtig en opgewonden als supporters voor een belangrijke sportwedstrijd. Er wordt veel gelachen, maar achter het gelach schuilt grimmigheid. Telkens hoort hij de naam van de nieuwe, jonge politicus vallen. Lezen deze mensen geen kranten, kijken ze geen documentaires, prikken ze die opgeblazen blaaskaak niet door? Die kerel is een populist die maar wat graag als uitlaatklep van het volk wilde dienen, bereid is op schijnbaar beschaafde toon te zeggen wat men alleen in besloten kring durft uit te spreken, ongemakkelijke waarheden als de invloed van de mens op de klimaatopwarming ontkent en zich afzet tegen zogenaamde beroepspolitici. De geschiedenis staat bol van dit soort personages. Stemmen op zijn partij is een daad van politiek hooliganisme.

Iemand roept dat de jonge populist leidt in de exit polls. De opwinding onder de stemmers neemt toe. Chris loopt de rommelige rij stemmers langs. Hij verzoekt de stemmers netjes in de rij te gaan staan, hun kinderen bij zich te houden, zachtjes te praten, geen stemadviezen te geven en naar buiten te gaan na het stemmen. Het is alsof hij de branding probeert te temmen. De golven om hem heen weet hij te breken, maar verderop rollen ze schuimend door en overspoelen de rust en orde als een schelpenbank aan de vloedlijn. Na een tijdje geeft hij het op en laat zich meevoeren door de golven. Dan is het maar rumoerig en wanordelijk.

Te midden van het tumult loopt een man in mouwloos shirt met opgepompte bovenarmen vanuit het stemhokje op Chris toe. De krachtpatser klaagt dat de populist niet op het stembiljet staat. Chris legt uit dat de populist ervoor heeft gekozen geen lijsttrekker te zijn omdat hij al landelijk partijleider is. De Hulk hem met wilde ogen aan. Wat? Ga jij me nou zeggen dat ik hier voor niets ben? Zijn toon is dreigend, alsof Chris hem zwaar heeft beledigd en hij hem onder het mom van hem niet goed te hebben verstaan de kans geeft terug te krabbelen. Even komt de verleiding op om deze Jerom onverrichter zake naar huis te laten gaan. Dan vraagt hij hem nog eens goed op het stembiljet te kijken. Helemaal onderaan de lijst, als lijstduwer, staat de populist. Met het risico opnieuw agressie op te wekken, legt Chris hem uit dat hij dus het rondje voor de populist rood moest kleuren. Top, duidelijk, zegt de man. Sorry hoor, het is voor het eerst in mijn leven dat ik stem.

Tegen negen uur loopt Chris de rij kiezers langs. Hij volgt de menselijke slang door de gang tot aan het staartje buiten op het parkeerterrein bij het sandwichbord. Om klokslag negen uur zegt hij tegen de achterste in de rij dat deze de laatste is die mag stemmen. Zo luidt de steminstructie. Vlak daarna komen nog twee mensen aanrennen. Te laat, zegt hij. Maar zodra ze tegensputterden zwicht hij met een haast sardonisch genoegen. Nog meer telaatkomers volgen. Hij laat ze allemaal toe.

VII

Om half tien is de laatste stem uitgebracht. In een hoek van het lokaal wachten scholieren en studenten: de tellers. In zijn broekzak brandt de sleutel van de stembus, maar hij mag de stembus nog niet openen. Volgens de steminstructies moet hij eerst de stempassen, volmachten en niet-uitgegeven stembiljetten tellen, ze bundelen en opbergen in de verhuisdozen, die verhuisdozen etiketteren en verzegelen en ook nog de telgegevens noteren in het proces-verbaal.

Ook moet hij al uren nodig plassen.

Als zijn urine in de pot klettert, dringt tot hem door hoe geradbraakt hij zich voelt. En het tellen van de stemmen moet nog komen. Op het gemeentehuis doen anekdotes de ronde over stembureaus die tot in de vroege ochtend de tellingen sluitend proberen te krijgen. Terwijl hij zijn handen wast doemt de dichterlijke actievoerder weer op. Zijn lippen krullen bij de gedachte dat hij als voorzitter, als opsteller van het proces-verbaal en doorgeefluik van de stemresultaten, natuurlijk ook best actie zou kunnen voeren. Het is een onmogelijke en onethische gedachte, maar het fleurt hem op.

Hij belt Marjolein en vraagt naar de tweeling. Zoals gebruikelijk spookt het handenbindertje nog rond en slaapt het dromertje al. Hijzelf is altijd een avondmens geweest. Als kind las hij onder de dekens met een zaklantaarn boeken of luisterde tot middernacht naar de radio. Tegenwoordig neemt hij vaak stukken voor het werk door nadat Marjolein naar bed is gegaan. Ook vanavond zal het laat worden.

Wacht maar niet tot ik thuiskom, zegt hij. Alvast welterusten.

Kusje?

Kusje.

Er is dat ondeelbare moment na de afscheidswoorden waarin nog geen van de twee bellers de verbinding heeft verbroken. En in dat ondeelbare moment zegt hij in een opwelling: Wacht, maak hem wakker. Ik wil zijn stem horen.

Wat?

Ik wil even zijn stem horen. Vanochtend kwam hij nauwelijks aan het woord.

Laat die jongen toch lekker slapen.

Marjolein, laat me nou alsjeblieft even zijn stem horen! Hij is zich bewust van de aanvaring van gisteravond over het onderscheid maken tussen de jongens en vreest dat het op bekvechten zal uitlopen, maar Marjolein gaat zonder verdere tegenspraak naar de slaapkamer van de tweeling en maakt het dromertje wakker.

Hallo pappa, zegt zijn zoontje slaperig.

Hallo lieverd.

Stilte.

Lag je al te slapen? Iets beter schiet hem niet te binnen.

Ja?  

Heb je gedroomd?

Ja.

Was het een fijne droom?

Ja.

O ja, vertel eens. Waarover?

Dat weet ik niet meer. Hij klinkt beteuterd.

Geeft niet hoor. Slaap lekker, lieverd. Droom maar lekker verder. Misschien weet je morgen wel waarover.  

Terug in het stemlokaal diept hij de sleutel uit zijn broekzak op, opent het slot en doet de deksel van de stembus open. De vuilnisbak is tot bovenaan toe gevuld met geknakte en gekreukelde stembiljetten, de oogst van de democratie, de wil van het volk, het lot van de politici, een berg oud papier, het is maar hoe je ernaar kijkt.

Aan Haasnoot en Anette vraagt hij of ze willen beginnen met het tellen van de stemmen.

Dat is eigenlijk de taak van de voorzitter, zegt Haasnoot.

Ik weet het, zegt hij, maar op deze manier zijn we allemaal wat vroeger thuis. Bovendien heb jij veel ervaring, terwijl ik nauwelijks uit de instructies wijs kan. Dus zou je de leiding over het tellen op je willen nemen? Alsjeblieft?

Haasnoot roept de tellers.

Samen met Jaap bergt Chris de andere spullen op. Uit de turfstaten blijkt dat er een dikke zestienhonderd stemmen zijn uitgebracht.

De tellers hebben ondertussen op de vloer twee rijen met witte bordjes uitgezet. Links de partijen met de even lijstnummers, rechts die met de oneven nummers. Aan de kop van de twee rijen zijn de stembiljetten opgestapeld, in bundels van vijftig, om en om, zoals in een blokkentoren. Haasnoot deelt de biljetten uit onder het noemen van het lijstnummer en de tellers legden ze bij het juiste bordje. Van een afstandje doet het denken aan een team archeologen. De professor aan het hoofd en de studenten ijverig bezig om de fossiele ribfragmenten van een dinosaurus op de goede plek te leggen. Het loopt best geolied, al combineert Haasnoot tegen de instructies in stappen van het telproces.

Chris geeft hen een compliment. De eerste van de dag, realiseert hij zich.  

Om elf uur zijn de stembiljetten gesorteerd. Nu worden de stemmen per lijst geteld en op een post-it naast het stapeltje genoteerd. Haasnoot berekent het totaal. Het zijn er elf minder dan Chris in het proces-verbaal heeft genoteerd. Nog een keer, beste mensen, zegt Haasnoot met zijn raspende stem. Deze keer komen er drie stemmen te kort. Sorry jongens en meisjes, raspt Haasnoot, maar het moet nog een keer.

Anette protesteert. Het klopt nóóit helemaal. Teken het aan op het proces-verbaal, dat vinden ze op het gemeentehuis geen probleem.

Drie is te veel, we tellen opnieuw, zegt Haasnoot resoluut.

Halverwege het hertellen rent Anette met een rood hoofd weg. Chris vindt haar huilend in het damestoilet. Mijn hoofd ontploft, zegt ze. Morgen om half zeven gaat de wekker en sta ik weer voor dertig kinderen. Dit trek ik echt niet meer.

Ik snap het, zegt hij. Ga maar naar huis.

Ze kijkt hem verrast aan en vraagt dan: Zetten jullie dan wel jullie eindtijd achter mijn naam?

Betaalt het onderwijs dan zó slecht?

Weer een huilbui.

Hij legt zijn hand op haar schouder. Het komt goed, ga nu maar. Hij helpt haar spullen bij elkaar te zoeken, loopt met haar mee naar buiten en kijkt haar na totdat hij het achterlicht van haar fiets niet meer kan zien.

Binnen neemt hij Anettes stapel over. Het is de dikste, de lijst van de jonge populist. Hij komt op drie stembiljetten meer dan zij uit.

Het tellen van de voorkeursstemmen volgt. Sommige partijen hebben wel veertig kandidaten en er is geen kandidaat zonder voorkeursstem. Weer is een hertelling nodig. Ook Chris zijn hoofd staat onderhand op ontploffen.

Om kwart over twee zijn ze klaar met tellen. De tellers mogen naar huis, maar nog is het werk niet gereed. Haasnoot en Jaap doen de stembiljetten in grote enveloppen. Chris schrijft op elke enveloppe de naam van de partij en noteert het aantal stemmen per partij in het proces-verbaal. De gedachte van eerder die avond op het herentoilet schiet door zijn hoofd. Onmogelijk is het bij nader inzien niet. Niemand komt erachter. Onethisch blijft het natuurlijk wel.

VIII

De koplampen van de Haasnoots auto volgen Chris over de stille wegen naar het gemeentehuis. Jullie zijn de laatsten, zeggen de bodes in koor. Hun ogen staan moe. De lange dag heeft de vrolijkheid van hen afgesleten, maar de gebroederlijke stemming is nog intact. Medewerkers van de verkiezingsorganisatie nemen het aluminium koffertje en de verzegelde verhuisdozen in ontvangst. Ze zullen de inhoud vluchtig checken. Als alles compleet blijkt te zijn, mag Chris naar huis.

In de burgerzaal hangen laatste groepjes politici en stembureauleden rond statafels. Hier en daar ligt nog een koude bitterbal of vlammetje op een schaal. Een groot scherm toont een herhaling van het op de televisie uitgezonden verkiezingsprogramma. De jonge, nieuwe politicus is volgens de voorlopige uitslag de winnaar. Alle provincies opgeteld is zijn partij in één klap de grootste van het land. Hij houdt een lange toespraak. Hoe ernstig hij zijn gezicht ook plooit, zijn triomfantelijke grijns kan hij niet verbergen.

Haasnoot en Chris drinken bier uit een flesje en daarna nog eentje. Geen alcoholvrije, want die is op. De drank en moeheid maken Chris loslippig. Het is een fascist, zegt hij. Moet je hem eens horen orakelen, hij slaat precies dezelfde toetsen aan als Hitler destijds.  

Haasnoot kijkt hem uitdrukkingsloos aan en zegt: Iedereen moet zelf weten wat hij vindt en op wie hij stemt.

En wát vind jij dan?

Haasnoot lacht schaapachtig en schudt met zijn hoofd.

Weg met de vreemdelingen? Weg met de klimaathysterie?

Haasnoot tuit zijn lippen. En wat dan nog? Heb jij soms de waarheid in pacht?

Nee, dat niet, zegt Chris als aanloop voor een volzin waarin hij voor eens en altijd duidelijk zal maken waarom het tóch fout is om te stemmen op een populist, maar hoewel het spraakwater hem tot aan de lippen stond, slaagt hij er niet in de bron te slaan.

O, dan, zegt Haasnoot.

Chris zwijgt en denkt terug aan de landjepikachtige manier waarop Haasnoot het sandwichbord op het parkeerterrein neerzette. Als een zeevaarder die een nieuw ontdekt continent voor zijn vaderland claimt. Tussen hem en de oude ondernemer gaapt een oceaan.

Na lang wachten worden ze opgeroepen voor het aftekenen van het proces-verbaal. De kordate coördinatrice, blijkbaar ongevoelig voor slaapgebrek, kijkt hen monter aan en zegt: Jullie hebben wel wat doorstaan, spánnend zeg. Bezetting van het stemlokaal, dat heb ik in al die jaren niet meegemaakt. Alleen, was het niet beter geweest om te schorsen? Ze kijkt Chris vorsend aan.

Ach, het stelde niets voor, Corien, antwoordt Haasnoot voordat Chris kan reageren. Een stelletje snotneuzen met wat flauwekul. We hebben snel ingegrepen. Het heeft niemand beïnvloed.

Ik vraagt het hem, niet jou, Wim. Haar kordaatheid is omgeslagen naar bitsheid. De twee hebben duidelijk een geschiedenis, maar voordat Chris zijn gedachten daarover kon laten gaan, monstert Corien hem nogmaals.

Het heeft niemand beïnvloedt, herhaalt hij de woorden van Haasnoot. Het komt er redelijk overtuigend uit.

Ze informeert of er verder nog bijzonderheden zijn. Hij zegt dat de telling aansluit tot op de laatste stem. Ze bladert aandachtig door het proces-verbaal. Verderop wensten mensen elkaar een goedenacht. De draaideur brengt zachte, zilte zeelucht binnen.

Goed, zegt ze, als jullie je handtekening willen zetten.

Dus dit is het? vraagt Chris.

Dit is het, antwoordt ze. Tenzij jullie stembureau bij de steekproef zit en er nog vragen zijn. Ze legt uit dat de volgende dag altijd twee stembureaus werden gecontroleerd.

Minder dan tien procent kans berekent hij snel.

Als Chris zich wil omdraaien, vraagt ze met zachtere stem: Dit is toch je eerste keer? Hij antwoordt bevestigend. Al met al goed gedaan, zegt ze. Bedankt.

Graag gedaan, zegt hij, ondanks alles met een brok in de keel.

Thuis drink hij in de woonkamer een borrel. De televisie herhaalt het verkiezingsprogramma. De populist orakelt, maar de woorden dringen niet meer tot hem door. Misschien verwacht je dat hij weer terugdenkt aan de woorden van de dichterlijke activist of dat hem nu opeens wél de woorden te binnenvielen om Haasnoot van repliek te bedienen. Maar dat is niet wat er gebeurt. Hij denkt aan niets, hij is te afgepeigerd.  

Na een kort dutje op de bank staat hij op. Hij gaat naar kamer van de tweeling voor een nachtkus – iets wat hij normaal nooit doet, maar hem nu vanzelfsprekend voorkomt. Eerst drukt hij een kus op het voorhoofd van het druktemakertje, daarna eentje op die van het dromertje. Bezorgd vraagt hij zich af of het dromertje zich even geliefd voelt als zijn drukke broertje die altijd de aandacht kaapt. Van het weekend ga ik met alleen het dromertje naar de dierentuin, neemt hij zich voor.

In bed kruipt zijn vrouw tegen hem aan en vraagt slaperig hoe het stemmentellen is gegaan. Geweldig, antwoordt hij, luisterend naar hoe dat klinkt – het klinkt best goed, nee, het klinkt geweldig! Er zit bevrijding in, bevrijding van de last die de krant ochtend na ochtend op zijn schouders stapelde. En er zit voldoening in, de voldoening om juist te hebben gehandeld. En er zit nog iets in, iets waarvoor hij geen toereikend woord kent, maar het komt in de buurt van compleetheid, heel-zijn, zijn wie hij is.   

Vlak voordat hij in slaap valt herinnert hij zich zijn hoofdrekensommetje. Bijna tien procent kans dat zijn stembureau in de steekproef zit. Dat vooruitzicht zou hem moeten verontrusten, maar het laat hem koud. Hij is een ander pad ingeslagen en zal wel zien waar het hem brengt.  

IX

Bij het wakker worden staart de dag hem grijs aan. Het euforische gevoel waarmee hij in slaap viel heeft plaatsgemaakt voor angst. Hij is vannacht de controle over zichzelf kwijtgeraakt. Het was een zinloze daad om enkele honderden stemmen om te wisselen. Het zal geen gewicht in de schaal leggen. De populist zal evengoed winnaar blijven, op zijn hoogst een zeteltje minder halen.

Als zijn amateuristische stemfraude uitkomt zullen de consequenties enorm zijn. Ontslag wegens ernstig plichtsverzuim. En aangifte bij justitie. Afgaande op wat hij zo snel op internet vindt, loopt hij kans voor zijn misdaad, want zó wordt het gezien, de gevangenis in te draaien. De gevangenis! Het zal niet alleen hem treffen, maar ook Marjolein, de tweeling en zijn ouders. Hoe moet hij het uitleggen? Wat zullen de gevolgen voor hen zijn?

Er is een manier om het onheil af te wenden.

Met zijn mobiel in de hand repeteert hij wat hij tegen de kordate coördinatrice zal zeggen: Vanochtend dacht ik terug aan het stemmentellen. Opeens twijfelde ik eraan of ik de stemtotalen goed heb genoteerd. Ik was gisteravond erg moe. Voor alle zekerheid kunnen jullie beter de uitslag van mijn stembureau nog eens controleren.

Zijn wijsvinger hangt boven het icoon met het groene telefoontje.

Nog steeds is hij er niet uit. Klopt het gedicht van Robert Frost nou wel of niet? Weet je pas ‘eeuwen en eeuwen later’ wat het juiste pad is? Hij haalt zich het gedicht voor de geest. Tussen de eerste twee strofen en de laatste zit een derde. Zachtjes spreekt hij de regels uit.

En beide lagen die morgen evenzeer bedekt
Met bladeren die niet zwart gelopen waren
O, ik bewaarde de eerste voor een andere dag!
Maar wetend hoe het ene pad leidt naar een andere
Twijfelde ik of ik ooit terug zou komen

De dichter suggereert dat als je eenmaal voor een van beide paden hebt gekozen, het twijfelachtig is of je ooit nog het andere zal inslaan. Maar is dat wel zo? Hij ervaart het anders. Elk moment kun je het andere pad opgaan, alleen kost het onmenselijk veel wilskracht om erop te blijven. Of is dat nou juist wat de dichter bedoelt?

The Road Not Taken
By Robert Frost

Two roads diverged in a yellow wood,
And sorry I could not travel both
And be one traveler, long I stood
And looked down one as far as I could
To where it bent in the undergrowth;

Then took the other, as just as fair,
And having perhaps the better claim,
Because it was grassy and wanted wear;
Though as for that the passing there
Had worn them really about the same,

And both that morning equally lay
In leaves no step had trodden black.
Oh, I kept the first for another day!
Yet knowing how way leads on to way,
I doubted if I should ever come back.

I shall be telling this with a sigh
Somewhere ages and ages hence:
Two roads diverged in a wood, and I—
I took the one less traveled by,
And that has made all the difference.

Blog op WordPress.com.

Omhoog ↑

%d bloggers liken dit: