Zodra Eva uit de auto stapt, voelt ze dat er iets mis is. ‘Jullie blijven in de auto, buiten is het te koud,’ zegt ze tegen Jakub en Eliška op de achterbank. Terwijl ze over het hek klimt, telt ze haastig de schapen. Opgelucht komt ze tot drieëntwintig. De meesten liggen in het gras, de ruggen wit van de opstuivende sneeuw. Tomasso komt kwispelend op haar af en wil zijn zware voorpoten tegen haar borst zetten. Ze duwt hem van zich af. Waar is Dorita, de andere hond?
Dan ziet ze de rode plek in de sneeuw. Ze bekijkt de schapen nader. Eentje heeft een rood achterwerk en wat bloed aan de bek. Dat betekent dat het eerste lam van dit jaar is geboren. Alleen, het hoort nu te drinken bij zijn moeder of dicht bij haar te zijn. Waar is het? Aan de rand van de schapenweide staan bomen. Daar, onder de overhangende takken van een spar, snuffelt Dorita aan iets op de grond. Foute boel, weet ze meteen. Het kan niets anders zijn dan het lam. Ze roept Dorita bij zich. Het is inderdaad het lam. De hond klemt het voorzichtig tussen zijn kaken en biedt het haar aan. Ze pakt het beet, zo onverschillig mogelijk, alsof het een speelgoedbeest is. Het lichaam is stijf bevroren.
Ze legt het lammetje achterin de jeep. ‘Het duurt nog even,’ zegt ze tegen haar kinderen. Ze voedert de schapen bij. De meesten zijn drachtig. In die staat en met deze kou zijn de extra tarwekorrels van groot belang. Ze gooit de tarwe rond de hooibaal, met wijde bogen, alsof ze aan het zaaien is. De schapen verdringen elkaar om het op te eten. Ook de honden, want die krijgen weinig hondenvoer. Terwijl de beesten eten inspecteert ze de stevige afrastering, die in de herfst is neergezet vanwege de wolven. Niet dat de afrastering de wolven tegenhoudt, ze kunnen er overheen springen, maar het voorkomt wel dat haar twee Mastiffs weglopen. De massieve honden, ooit door de Romeinen gefokt om de vijand te intimideren, hebben daar de sprongkracht niet voor.
Rijdend naar de kinderopvang belt ze Michal. Hij neemt niet op. De kinderen fluisteren en giechelen op de achterbank. In de achteruitkijkspiegel ziet ze dat ze het dode lam hebben gepakt en het tussen hen in hebben gelegd. Ze lijken ermee te spelen. Jakub wrikt aan de bevroren pootjes, Eliška maakt met haar tong het topje van haar duim nat en probeert het bloed van de kop af te vegen. Eva onderdrukt de neiging om ze terecht te wijzen en het lam weer in de achterbak te leggen. Het is beter om ze snel aan het boerenleven te laten wennen.
Nadat ze de kinderen heeft weggebracht, gaat ze naar de buitenstal van Farm Zdoňov, het landbouwbedrijf waartoe het leeuwendeel van de grond rondom het dorp behoort. De auto waarin ze rijdt is van de farm, de telefoon is van de farm, het geleende geld voor haar schapen is van de farm. Vroeger werkte Michal er. Hij nam ontslag toen de eigenaar het door Michal voorgestelde experiment stopte om de koeien het hele jaar op de weiden te houden. Daarmee kwam er een einde aan het cowboytjespelen. Michal moest gewoon in de stal werken en dat trok hij niet. Nu doet zij dat, nu is zij de kostwinner. Nu nog voor Farm Zdoňov, maar eens zal zij eigen baas zijn.
Koeien zijn kalme beesten. Het geschuifel van de koeienpoten in het stro en het malen van de kiezen maken niet meer geluid dan het rammelen van het golfplaten dak in de wind. Met een brander gaat Eva langs de waterleiding. De koeien dringen nieuwsgierig op, een kleine afstand bewarend vanwege de vlam. Pas als ze het laatste stuk van de leiding heeft verwarmd, loopt er water in de drinkbakken. De wind komt al weken uit het oosten. Alles bevriest. Als ze eenmaal voldoende geld heeft verdiend, laat ze een schuur bouwen voor haar schapen. Misschien is het beter om vandaag de meest drachtige schapen mee naar huis te nemen, een kamer vrij te maken, zoals ze ooit hebben gedaan voor het kalf waarvan de koe uierontsteking had. Wekenlang gaven ze het kalf elke twee uur de fles, dag en nacht. Koe en kalf zijn alweer verkocht. Michal werkt tegenwoordig liever met paarden.
*
Het is bij de paarden dat ze Michal vindt. In de kraal leidt hij een bruine merrie aan een touw rond. De paardenhoeven hebben een cirkel tot op de bevroren grond in de sneeuw uitgetrapt. Ze vraagt: ‘Waarom nam je de telefoon niet op?’
Michal loopt stapvoets door en antwoordt over zijn schouder: ‘De accu kan niet tegen de kou.’
‘Leg hem dan op een warme plek.’
‘Dan kan ik ’m niet horen.’
Ze bijt op haar lip. Uit de auto haalt ze het nog steeds bevroren lammetje en houdt het aan de rand van de kraal demonstratief voor zich. ‘Wil je even kijken?’
Michal maakt eerst het rondje met de merrie af. Dan buigt hij zich over de wond op de kop van het lam. Hij richt zich weer op, fluit door zijn tanden en staart haar aan.
‘Wat is er?’ vraagt Eva.
‘Dat lam is doodgebeten.’
Ze voelt haar maag samentrekken. ‘Weet je het zeker?’
‘Ik herken een beet als ik een beet zie.’
‘Maar het hek en de honden dan?’
‘Het is toch duidelijk hoe het zit?’
‘Hoe dan?’
‘Jezus, denk zelf eens na!’
De merrie maakt een schrikbeweging. Michal trekt het touw strak. Zijn ogen schieten heen en weer tussen haar en het paard.
Ze weet dat ze nu beter weg kan gaan. Toch blijft ze staan, ze moet weten hoe het zit. Ze ordent haar gedachten. Een wolf is niet waarschijnlijk. Tot nu toe mijden de wolven plekken met waakhonden. Toch? Misschien is een kleiner roofdier door de gaasopeningen geglipt. Tomasso heeft eerder vossen te pakken genomen. Hij scheurde ze half uit elkaar.
‘Een vos?’
Michal schudt zijn hoofd.
‘Een das? Een lynx?’
Michal trekt zwijgend een handschoen uit en krabt het paard in de nek.
‘Een wolf?’
Een zweem van een glimlach. Zijn wijsvinger glijdt langzaam door de gleuf op de neus van het paard naar beneden.
‘Verdomme, Michal, zeg het!’
‘Het is een hondenbeet, Eva.’ Hij zegt het overdreven langzaam, als een schoolmeester tegen het domste kind in de klas.
De kramp in haar maag kruipt omhoog tot in haar keel. Zou hij gelijk hebben? Ze hebben de honden sinds een half jaar. Twee bij de schapen, twee bij de paarden. Kan het zijn dat Tomasso het lam als een indringer heeft gezien? Dat zou verklaren waarom Dorita met het lammetje van de groep is weggegaan. Omdat haar herdersinstinct sterker is dan dat van Tomasso en het dier heeft willen beschermen. Ze hoopt dat het niet klopt. Ze houdt van de honden. Ook van Tomasso. Zelfs als het waar is.
‘Dus je denkt dat het een van de honden is?’ roept ze harder dan nodig is. ‘Zullen we dan de honden bij de schapen omruilen met die bij de paarden?’
‘Ik dácht het niet.’
Haar handen knijpen in het dode lam. Ze onderdrukt de neiging het in zijn gezicht te gooien.
‘Waarom niet, Michal?’
‘De paarden, Eva.’
Weer dat toontje. Ze weet: ze kan praten tot Sintjuttemis, het zal hem alleen maar halsstarriger maken.
Hij doet zijn handschoen aan, geeft een ruk aan het touw en hervat de rondjes in de kraal.
Ze roept hem na: ‘Het is jouw dag. Vergeet de kinderen niet op te halen bij de kinderopvang.’
Hij reageert niet.
De wind wakkert aan. Het is stervenskoud. Ze loopt naar de auto. Zelfs in de auto moet ze rillen. Michal heeft zijn capuchon over zijn bontmuts getrokken. Hij lijkt te praten tegen de merrie. Met paarden werken in de vrije natuur is wat hij het liefste doet. Hij is er goed in. Van ver brengt men paarden waar iets mee is. Onstuimig, onwillig, schrikachtig, bijtgraag. Wild komen ze, tam gaan ze. Vaak zegt hij: er is niets mis met dit paard, er is iets mis met de ruiter. Niet dat die het ooit te horen krijgt. En hij zegt: Aan ruiters begin ik niet. Van paarden word ik rustig, van mensen niet.
*
Aan het einde van de middag is er weer tijd voor haar schapen. De honden rennen op haar af. Even laat ze toe dat ze tegen haar opspringen. Daarna loopt ze langs het hek een rondje om de weide. Ze zoekt in de sneeuw naar sporen van roofdieren. Ze vindt ze niet. Dan checkt ze de ooi met het bloed aan de bek. Met moeite laat ze zich vangen. Ze duwt het schaap tegen de grond en gaat op haar rug zitten. Dorita springt blaffend en in de lucht bijtend om hen heen. Ze trekt de kop van de ooi naar zich toe. Er zitten wondjes op de bek. Het zou een hondenbeet kunnen zijn.
Ze geeft de schapen vers hooi. Schommelend met hun dikke buiken komen ze erop af. Normaal gesproken draagt een ooi twee jongen. Een deel van de schapen heeft ze gekocht toen ze al gedekt waren. Jammer dat de verkoper niet meer precies wist wanneer dat precies was, nu kan ze het moment van aflammeren niet berekenen.
Met Michal bespreekt ze dit soort dingen niet meer. ‘Begin er niet aan, je hebt geen moment rust en het brengt geen drol op,’ zei hij. ‘En verwacht niet dat ik herdertje voor je ga spelen.’
De zon breekt door. Ze ontspant, omhelst de warmte op haar gezicht, het schitteren van de sneeuw, de prikkelende geur van het hooi, de doezelende honden aan haar voeten en het verre gehamer van een specht. Er is niets anders dan het moment. Dit is waarom het gaat, denkt ze. Dit is waarom ik uit Praag ben weggegaan, waarom ik niets met mijn studie communicatie heb gedaan, waarom ik deze armoede verdraag. Dit is de belofte die Michal met zich meedroeg.
Ze moet weer door. Aan het hek geeft ze Dorita een klopje op zijn rug. ‘Jij moet vannacht alleen waken, meisje.’ Tomasso gaat achter in de auto. Wat moet ze met hem aan? Het is flauw dat Michal niet wil ruilen. Alsof Tomasso gevaar voor de paarden oplevert. Wat een onzin. Zelfs als een veulen wordt geboren, kan hij geen kwaad. Dan staat Michal er met zijn neus bovenop. Waarom wil hij niet ruilen? Koppige paardenlul dat ie is. Als hij echt niet wil meewerken, dan moet Tomasso weg. Hij kost teveel aan voer. Maar wie wil een valse hond hebben? Moet ze hem een spuitje laten geven? Als het echt moet, dan doet ze dat. Een boerin houdt van haar beesten zolang het kan.
Haar telefoon gaat. Of er al iemand onderweg is om Jakub en Eliška op te halen. Verdomme. Ze belt Michal. Hij neemt niet op. Ze stapt in de auto en geeft gas. De autobanden draaien even als een dolle in het rond voordat ze grip krijgen op de ijzige grond.
Het is avond. De kinderen liggen in bed. Michal is alweer weg naar zijn hut bij de paarden. Tomasso ligt buiten bij de voordeur met zijn neus in de staart. Eva doet de afwas. Haar lichaam voelt zwaar. De stoel bij de houtkachel lonkt, maar daar zitten is de moeheid toelaten. Eerst moet ze de schapen controleren. Stram trekt ze haar sweater, haar trui, haar bodywarmer en haar winterjas aan. Bij deze kou moet ze zich kleden als een matroesjka, laag over laag, zich opblazen tot een grote bolle ui. Voor het slapen gaan pelt ze die lagen weer af, komt ze slanker en jonger tevoorschijn. Ze is niet ijdel, het kan haar niets schelen dat ze er soms als een dik schaap uitziet. Maar Michal? Verdomme Michal, wat had je dan gedacht? Je stinkt zelf ook naar het zweet, je krijgt zelf een bierbuik.
Als Michal echt niet wil ruilen, moet ze een nieuwe hond kopen. Men zegt immers dat een hond in zijn eentje vals wordt.
*
Eva zet de auto die avond vlak voor het hek en laat het groot licht aan. De koplampen vangen een zwarte ooi. Ze is aan het jongen. Twee in het vlies gehulde hoefjes steken er al uit. Het beest ligt op haar zij en strekt bij elke wee haar voorpoot en kop pijnlijk naar de hemel. Het schiet niet op, de kop van het lammetje kan er niet door. De andere schapen liggen er dommelend en herkauwend omheen alsof er niets aan de hand is. Dat is er voor hen ook niet. Maar hun beurt komt nog.
Ze besluit te helpen. Bij de koeien op de farm heeft ze het al eens gedaan. Eerst zit ze rustig bij de ooi en wacht tot het beest kalmeert. Dan trekt ze met steeds meer kracht aan de poten van het jong. Er is weerstand, weerstand, weerstand en dan opeens niet meer. Het lam ploft neer in het stro. Godzijdank levend. De ooi staat met moeite op en likt het schaap schoon. Aan haar kont bungelt de navelstreng nog. Eva haalt uit de auto een oude handdoek, legt die over het lammetje en daarover een flinke laag stro.
Dorita sluipt dichterbij. Ze wil het meegekomen vlies opeten. De ooi stampt met zijn voorpoot op de grond. De hond deinst terug en doet een nieuwe poging. De ooi valt aan, probeert met haar kop de hond te raken. Eva schreeuwt: ‘Dorita!’ De hond taait zacht jankend af.
De nog steeds dikke buik van de ooi wijst op een tweede lam. Als dat even moeilijk komt als het eerste jong overleven ze het misschien alle twee niet. De ooi moet mee naar huis. Met een snelle uitval heeft ze de achterpoot van het schaap te pakken. Ze trekt het heftig tegenstribbelende beest achter zich aan. Het kan niet anders dan achterwaarts volgen. Het hek opent ze met haar vrije hand. Met een gestrekt been voorkomt ze dat Dorita naar buiten glipt. Het schaap laat zich verder zonder tegensputteren naar de laadruimte van de auto leiden. Eva legt het pasgeboren lam erbij.
Thuis helpt ze ook bij de geboorte van het tweede lam. Het is een onhandig jong dat de speen niet kan vinden. Ze leert het hem door melk aan haar vingertoppen te smeren en zijn snuit naar de moederspeen te leiden.
Het is twee uur ’s nachts als ze zichzelf in de badkamerspiegel in de ogen kijkt. Moe en voldaan denkt ze: dit is waarom het gaat, dit was wat mij beloofd is. Ze gluurt door een kier van de deur naar haar slapende kinderen. Eliška heeft haar duim in de mond. Jakub ligt met zijn hoofd onder zijn kussen. Ze sluipt de slaapkamer in en luistert naar zijn ademhaling. Ze hoort niets en buigt zich tot haar oor vlak bij het kussen is. Nog niets! Met een ruk trekt ze het kussen weg. Jakub opent even zijn ogen en draait zich dan op zijn zij. Ze geeft hem een kus en legt het kussen weer op zijn hoofd. Dan stapt ze in haar eigen bed. Ze slaapt meteen.
*
De volgende ochtend zijn de autoruiten dik beijzeld. De ijskrabber breekt als ze het ijs probeert weg te bikken. Met een plamuurmes rondt ze het karwei af. Massimo lijnt ze vast aan de iep naast het huis. Hij jankt als ze in de auto stapt. Eerst brengt ze de kinderen weg, daarna rijdt ze naar de schapenweide.
Deze keer heeft ze pas door dat er iets mis is op het moment dat Dorita haar voor de tweede keer een dood lammetje aanbiedt.
Denk zelf eens na, galmt het in dat toontje door haar hoofd. Maar dat hoeft niet meer, want opeens ziet ze haarscherp wat haar te doen staat.
Het verhaal is eerder gepubliceerd in Extaze no. 28, 2018