Kibbeling

Het is iets voor twaalf uur. Ik ben vroeg gegaan om de meute voor te wezen. De viskar staat voor de helft in de smeltende sneeuw.
De magere blonde jongen met de piercing in de mondhoek zegt: ‘Ik ken alle vaste klanten. Jij bent de man van de gemeente.’
‘Mooi. De man van de gemeente wil graag een portie kibbeling,’ antwoord ik. Ondertussen vraag ik me af welke naam ze voor alle andere mannen van de gemeente hebben die hier hun vis halen.
De stevige jongen met de dikke wangen die over het geld gaat neemt mijn tientje aandachtig in ontvangst, geeft wisselgeld terug en zegt daarbij: ‘Twee euro.’
‘Dat klopt niet,’ zegt mondpiercing. ‘Je vergeet vijf euro.’
‘Hij vergat het hardop te zeggen,’ zegt de jongen die telkens met een groot krat kibbeling en lekkerbekjes, afgedekt door een blauwwitte theedoek, het verzorgingshuis inloopt.
Ze kijken me alledrie schaapachtig lachend aan.
‘Zelfs acht euro zou een spotprijsje zijn, zo lekker is de vis hier,’ zeg ik. Daar moeten ze even over nadenken. En hoofdrekenen.
‘Ik had een negen voor rekenen,’ weet mondpiercing als eerste te antwoorden.
De oudere vrouw naast me krijgt haar vis: ‘Zo mevrouw, vier lekkerbekjes met alles erop en eraan.’
‘Dankjewel, dat nemen we mee naar huis om lekker op te eten.’
Naast haar zit een oude man in een rolstoel. Hij hoort bij haar. Hij zit in elkaar gedoken, heeft een geruite pet op en zijn gezicht is op een langwerpige manier verwrongen, alsof de rolstoel met hemzelf daarop over zijn gezicht is gereden. Hij stoot een geluid uit, een schreeuw. Ik denk ‘Haring, haring, haring!’ te horen.
De vrouw begint de rolstoel weg te duwen. ‘We gaan nu lekker naar huis om te eten,’ herhaalt ze.
Langzaam verwijdert het stel zich van de viskraam. De man geeft niet op. Langzaam sterft zijn roep uit: ‘Haring, haring, haring.’
Ik krijg plechtig mijn kibbeling uitgereikt en zoek een bankje in de zon.

Blog op WordPress.com.

Omhoog ↑

%d bloggers liken dit: