We zitten in het achterzaaltje van de Vergulde Kruik, twaalf mannen van middelbare leeftijd, kunstenaars en kunstliefhebbers. De biefstuk en de friet zijn gegeten, de wijnflessen op een bodempje na leeg. De gast van de maand heeft een praatje gehouden over de jonge Rembrandt. Nu doen we ‘een rondje’ en is het mijn beurt.
Ik vertel De welwillenden van Jonathan Littell te lezen. Over een Nazi die een belangrijke rol speelt bij de vernietiging van de joden in WO II. Het boek kwam uit in 2006 en kreeg literaire prijzen. Littell daagt je uit, houd ik mijn tafelgenoten voor. Hij vraagt: waren de Duitsers echt slechter dan de Fransen of de Engelsen? Of tref je in elk land, bij elk volk, in gelijke mate goede en slechte mensen aan?
‘Daar hoef ik dat boek niet voor te lezen,’ roept Rik. ‘Ze waren slecht, echt slecht, echt totaal verkeerd!’
Discussie barst los. Het onderwerp emotioneert mijn vrienden van de kunst, mannen die de oorlog toch niet hebben meegemaakt. Het verrast me en verheugt me. Dat literatuur dit losmaakt.
Iemand haalt Hannah Arendt aan. De banaliteit van het kwaad. Iedereen een radartje, niemand verantwoordelijk. Ik denk terug aan de hoogleraar geschiedenis die op Dodenherdenking te gast was. Hij sprak over het publiekelijk verzet van de Leidse academici in de oorlog. Wat zouden wij hebben gedaan? Onze gast zei: ‘Je hebt in de oorlog drie soorten mensen: overlopers, meelopers en helden. Pas als het moment daar is weet je wat je bent.’
‘Wat is je conclusie?’ wordt mij gevraagd. Ik antwoord pas op pagina 100 van de 1000 te zijn.
Het rondje gaat naar de volgende. Wie gaat er eind april mee naar Boedapest? Er gaan handen in de lucht. Het vliegtuig zal worden genomen. ‘En jij, Michiel?’
‘Met de auto, want ik combineer het met vakantie in Tsjechië.’
In gedachten vul ik aan: én ik wil het klimaat niet belasten met een korte stedentrip. Jullie maken te veel van dit soort vliegreisjes. Zo help je de wereld naar de knoppen. Maar dat zeg ik niet. Eerder heb ik het wel gedaan. Ze weten hoe ik erover denk. Toen werd het stil. Sommigen zeiden later dat ik eigenlijk wel gelijk had. Eigenlijk.
De bediening ruimt de tafel af. Op de borden vegen mayonaise en rode plasjes jus van de biefstuk. Twaalf maal medium rare. Het smaakte goed. Eigenlijk ben ik tegen vlees eten – het klimaat, de natuur, dierenleed – maar ik ben flexitariër. Een gebakken ei met spek op zijn tijd is toch wel erg lekker. En het is praktisch, bijvoorbeeld in een kroeg waar ze alleen biefstuk met friet hebben.
We nemen afscheid. Thuis wacht het boek. Nog 900 pagina’s van de Welwillenden.