‘Al afgerekend? Dát is dan lekker handig,’ blaft de oudere verkoopster met het gelig geblondeerde haar en de rechthoekige bril. In haar door roken aangetaste huid verschijnen diepe groeven.
‘Ik wist niet dat er korting …’ probeert het winkelmeisje. Ze heeft sproeten, flinke borsten die onder haar strakke schort opbollen en iets onbeholpens, wat misschien ook wel als onverschilligheid of opstandigheid gelezen kan worden.
’Tien procent,’ bijt de verkoopster haar toe.
Alsof het me niets aangaat tuur ik naar een reclameposter waarop vier mooie jonge mensen lachend koffie drinken.
De oudere verkoopster duwt het meisje opzij en posteert zich achter de kassa. Driftig priemt haar wijsvinger in het touchscreen van de kassa. Uiteindelijk zucht ze, opent de geldlade en zegt tegen het meisje: ‘Geef het cash, met de kassa corrigeren duurt te lang.’ Bij het de laatste twee woorden wenkt ze met haar hoofd naar mij, de klant, degene om wie het allemaal draait en die niet de dupe van de flater mag worden.
Besluiteloos staart het winkelmeisje naar de geldla.
‘Wat sta je daar nou?’ De strenge bril gaat samen met de wenkbrauwen omhoog.
‘Hoeveel … ?’
‘Láát maar. Ik reken het achter wel uit op de rekenmachine.’
Het meisje wacht tot haar kwelgeest is verdwenen en zegt dan koket: ‘Ik kan helemáál niet hoofdrekenen.’
Schaapachtig glimlach ik. Ergens is haar schrobbering mijn schuld. Eens in de zoveel maanden haal ik koffiebonen in deze winkel. Drie zakken van een kilo. Een klein fortuin. Maar nog nooit stond op de display zo’n hoog bedrag. Omdat ik mijn betaalpasje gereedhield, was de transactie binnen een paar seconden voorbij. Ik treuzelde. Klopte de prijs wel? Pas nadat ik was uitgedacht voelde ik me zeker genoeg om te vragen of de gebruikelijke korting op een aankoop van drie zakken was gegeven.
‘Zeven euro vijftig,’ klinkt het bits.
Dat heb ik, die wél kan hoofdrekenen maar wéér niet snel genoeg zijn mond heeft opengedaan, uiteraard al berekend.
Het winkelmeisje pakt een briefje van vijf en rommelt in de geldla.
‘Niet die van vijf. Die zijn schaars. Doe maar met vijftigcentmunten. Daar hebben we er te veel van.’
‘Natúúrlijk,’ zegt het meisje overdreven gedwee. Misschien is ze onbeholpen, maar opstandig zeker ook. Sloom pakt ze een voor een de munten uit de la, binnensmonds telt ze mee.
Dat geeft mij voldoende tijd om mijn gedachten te ordenen en ze uit te spreken. ‘Prima al dat kleine geld, is altijd handig, bij collectes en zo.’
Dankbaar glimlacht het meisje en geeft me de munten. Een zware handvol. Of het er vijftien zijn, durf ik onder de spiedende blik vanachter de strenge bril niet na te tellen.